Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
21 mei 2019
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De Inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd, alsook een beschikking belastingrente. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente vernietigd, maar heeft belanghebbende slechts een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 246 toegekend. Belanghebbende is in hoger beroep gegaan, waarbij hij onder andere aanvoert dat de hoorplicht is geschonden en dat hij recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten.
Tijdens de zitting op 19 maart 2019 is belanghebbende niet verschenen, maar heeft zijn gemachtigde een nader stuk ingediend, dat niet tot de procedure is toegelaten omdat het te laat was ingediend. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet verplicht was om belanghebbende te horen, aangezien de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente zijn vernietigd. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat de hoorplicht niet is geschonden en dat de beslissing van de Inspecteur om geen werkelijke proceskostenvergoeding toe te kennen, terecht is. Het Hof concludeert dat er geen aanleiding is voor vergoeding van het griffierecht of proceskosten, en verklaart het hoger beroep ongegrond.