Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan de
Belastingsamenwerking Rivierenland(hierna: de heffingsambtenaar)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 15 te [Z] vastgesteld op € 640.000, terwijl de heffingsambtenaar de waarde op € 666.000 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had deze waarde bepaald op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en een taxatiematrix met vergelijkingsobjecten. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 december 2018 is niemand namens de heffingsambtenaar verschenen, en ook de belanghebbende was niet aanwezig. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak beoordeeld aan de hand van de taxatiematrix en de vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de onroerende zaak een hogere waarde heeft dan de rechtbank had vastgesteld. Het Hof concludeert dat de waarde van de onroerende zaak moet worden vastgesteld op € 654.000, en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een driehoofdige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2019. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.