ECLI:NL:GHARL:2019:3965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
200.246.098/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens dagvaarding verkeerde rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Call2Collect B.V. en Arvato Finance International B.V. (AFI), waarbij Call2Collect in eerste aanleg eiseres was en AFI de verweerster. Call2Collect had in hoger beroep een dagvaarding uitgebracht aan de verkeerde rechtspersoon, namelijk AFI in plaats van Afterpay, die de juiste wederpartij was. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat Call2Collect niet de juiste partij had gedagvaard. Het hof benadrukte dat het dagvaarden van de juiste rechtspersoon in de risicosfeer van de aanlegger ligt en dat Afterpay onevenredig in haar belangen zou worden geschaad indien zij na het verstrijken van de appeltermijn alsnog in de procedure zou worden betrokken. Het hof verwierp de vordering van Call2Collect tot rectificatie van de partijaanduiding en veroordeelde Call2Collect in de proceskosten aan de zijde van AFI en Afterpay. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.246.098/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 155461)
arrest van 7 mei 2019
in de zaak van:
Call2Collect B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Call2Collect,
advocaat: mr. Chr. Groenewoud, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen
Arvato Finance International B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
hierna:
AFI,
advocaat: mr. M.S. van der Jagt, kantoorhoudend te Amsterdam.
Het tussenarrest van 22 januari 2019 wordt hier overgenomen.

1.Het verdere procesverloop

1.1
In navolging van het tussenarrest heeft Call2Collect op 25 januari 2019 een exploot doen betekenen aan AFI en Afterpay, waarbij Afterpay is opgeroepen te verschijnen in de procedure.
1.2
Op de rol van 5 februari 2019 heeft mr. Van der Jagt zich gesteld namens Afterpay.
1.3
Afterpay heeft op de rol van 5 maart 2019 een akte genomen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
1.4
Partijen hebben hierna (aanvullend) de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof overeenkomstige toepassing gegeven aan de regels die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in zijn arrest van 13 december 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1881), uitsluitend om Afterpay in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de door Call2Collect verzochte partijwisseling aan de zijde van geïntimeerde.
2.2
In haar akte heeft Afterpay aangevoerd dat de rechtspraak van de Hoge Raad waarop Call2Collect zich beroept, betrekking heeft op de rectificatie van de partijaanduiding van de appellerende partij. Die rechtspraak is volgens Afterpay niet zonder meer toepasbaar in deze zaak, waarin de verkeerde wederpartij als geïntimeerde is gedagvaard in hoger beroep. Afterpay betwist dat zij de dagvaarding in hoger beroep van 7 september 2018 op hetzelfde moment als AFI heeft ontvangen, dan wel daarvan heeft kennis genomen. De omstandigheid dat Afterpay en AFI op hetzelfde adres gevestigd zijn, neemt niet weg dat het losstaande vennootschappen zijn met gescheiden werkgebieden die niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd. Afterpay wijst er op dat zij en AFI deel uitmaken van het Bertelsmann concern met meer dan 100.000 werknemers. Binnen dit Duitse concern is sprake van een strikte bureaucratie, zodat het niet vanzelfsprekend is dat vennootschappen die op hetzelfde adres gevestigd zijn, elkaars post lezen. Indien Afterpay na het verstrijken van de appeltermijn tegen haar wil alsnog in de procedure in hoger beroep wordt betrokken, wordt zij hierdoor onevenredig in haar belangen geschaad te meer omdat Call2Collect heeft nagelaten tijdig tot rectificatie over te gaan en omdat er bij Call2Collect redelijkerwijs geen twijfel over kon bestaan welke vennootschap zij in hoger beroep in rechte diende te betrekken, aldus tot zover Afterpay.
2.3
Dit betoog slaagt. Van de arresten waarop Call2Collect zich beroept ter onderbouwing van haar vordering tot rectificatie van de partijaanduiding, gaan alleen de arresten van de Hoge Raad van 23 december 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AU7504), 6 november 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ3043) en 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1844) over een onjuiste aanduiding van geïntimeerde. Eerstgenoemde zaak (AU7504) gaat over een rechtsopvolging na een fusie. In de tweede zaak (BJ3043) was gedagvaard op naam van de overledene in plaats van op naam van de erfgenamen. Beide uitspraken zijn naar het oordeel van het hof nu niet relevant.
2.4
In de derde zaak (2015:1844) was de cassatiedagvaarding als gevolg van een fout van de deurwaarder uitgebracht tegen de Seacon Group, waar dit Seacon Logistics (een dochtervennootschap van Seacon Group) had moeten zijn. In feitelijke instanties waren zowel Seacon Group als Seacon Logistics de wederpartij van eiseres tot cassatie, waarbij de vordering van Seacon Group op eiseres tot cassatie was afgewezen en de vordering van Seacon Logistics op eiseres tot cassatie was toegewezen. De cassatiemiddelen waren inhoudelijk gericht tegen de toewijzing van de vordering van Seacon Logistics op eiseres tot cassatie. Het appelexploot was betekend aan de middelijk bestuurder van beide vennootschappen en aan hun beider advocaat in feitelijke instanties. Onder die omstandigheden oordeelde de Hoge Raad dat Seacon Logistics al bij het uitbrengen van de dagvaarding wist of behoorde te begrijpen dat tegen de toewijzing van haar vordering cassatieberoep was ingesteld.
2.5
De feiten in het door de Hoge Raad beslechte geschil wijken op essentiële punten af van de feiten in dit geding. In eerste aanleg was alleen Afterpay de wederpartij van Call2Collect en gesteld noch gebleken is dat het uitbrengen van het appelexploot aan AFI berust op een fout van de deurwaarder, terwijl AFI in haar incidentele memorie aannemelijk heeft gemaakt dat Call2Collect uit eerdere procedures wist dat AFI en Afterpay zelfstandige vennootschappen zijn. Weliswaar is Afterpay een dochtervennootschap van AFI, maar het appelexploot is niet betekend aan één (of meer) van de bestuurders van AFI
enAfterpay zoals die kenbaar zijn uit het handelsregister, maar aan een kantoormedewerkster. Het appelexploot is bovendien niet mede betekend aan het kantoor van de advocaat die Afterpay in eerste aanleg heeft bijgestaan. Er bestaat dus onvoldoende aanwijzing voor de juistheid van de stelling dat Afterpay wist dat Call2Collect tegen het bestreden vonnis van de rechtbank van 13 juni 2018 hoger beroep had ingesteld of dat AFI, laat staan Afterpay dit had moeten begrijpen. In dit verband is van belang dat nergens in het appelexploot de naam van Afterpay wordt genoemd. Ook op andere wijze kan uit het appelexploot niet worden afgeleid dat bedoeld is hoger beroep in te stellen tegen Afterpay.
2.6
In de omstandigheden van dit geval en in aanmerking nemend dat het dagvaarden van de juiste (rechts)persoon in de risicosfeer ligt van de aanlegger (hier: Call2Collect), oordeelt het hof dat Afterpay onevenredig in haar belangen zou worden geschaad indien zij na het verstrijken van de appeltermijn tegen haar wil alsnog in de procedure in hoger beroep zou worden betrokken. De incidentele vordering tot rectificatie van de partijaanduiding is daarom niet toewijsbaar.
2.7
Het hof zal Call2Collect niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, aangezien zij een andere partij in hoger beroep heeft gedagvaard dan haar processuele wederpartij in eerste aanleg. Call2Collect zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van AFI (salaris advocaat: 1 punt in tarief II) en Afterpay (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
wijst de vordering af;
in de hoofdzaak
verklaart het hoger beroep van Call2Collect niet-ontvankelijk;
veroordeelt Call2Collect in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van AFI tot aan dit arrest vast op € 5.270,- aan verschotten en op € 1.074,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt Call2Collect in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Afterpay tot aan dit arrest vast op € 537,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 mei 2019.