In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de heffing van toeristenbelasting voor de verhuur van stacaravans door belanghebbende, [X] B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de heffingsambtenaar de aanslagen onterecht had opgelegd, maar het Hof heeft in zijn tussenuitspraak van 25 september 2018 besloten dat het onderzoek moest worden heropend en dat belanghebbende nadere informatie moest verstrekken over de hoofdverblijfplaats van haar huurders.
Tijdens de zitting op 2 april 2019 heeft het Hof vastgesteld dat belanghebbende geen concrete en verifieerbare gegevens heeft overgelegd die kunnen aantonen waar haar huurders hun hoofdverblijf hebben. Het Hof oordeelt dat het aan belanghebbende is om de feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken dat de vrijstelling voor toeristenbelasting van toepassing is. De heffingsambtenaar heeft gemotiveerd betwist dat de vrijstelling van toepassing is, en het Hof kan partijen in hun standpunten niet volgen.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanslagen voor de toeristenbelasting terecht zijn opgelegd, met uitzondering van de aanslag voor het jaar 2013, die moet worden verminderd tot € 6.338,05. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.792. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.