Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2]
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin vervatte nalatenschap van erflaatster, na een eerdere verwijzing door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 3 februari 2017 het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 mei 2015 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], zijn de kinderen van [geïntimeerde 1] en erflaatster, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Erflaatster overleed in 1985 zonder testament, waardoor de nalatenschap onverdeeld bleef. De appellanten hebben [geïntimeerde 1] in rechte betrokken voor de verdeling van de nalatenschap, waarbij ook [geïntimeerde 2] als tussengekomen partij betrokken was. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de appellanten erfgenamen zijn van erflaatster en dat de nalatenschap verdeeld moet worden. Het hof heeft in zijn arrest van 30 april 2019 de vorderingen van de appellanten toegewezen, waarbij [geïntimeerde 1] werd veroordeeld tot betaling van bedragen aan de appellanten, inclusief gebruiksvergoeding en huurinkomsten. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.