In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de op [datum 1] 1985 overleden [moeder]. De appellanten, [kinderen], hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen hun vader, [vader], met betrekking tot de nalatenschap, waarin zij ieder voor een derde deel gerechtigd zijn. De vader heeft de nalatenschap verworpen, wat de basis vormt voor de vorderingen van de kinderen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen bepaald dat de woning [adres 1] aan de vader is toegedeeld, met de verplichting om aan de kinderen een bedrag te voldoen wegens overbedeling. In hoger beroep hebben de kinderen hun eis gewijzigd en vorderen zij onder andere een gebruiksvergoeding en huurafdracht van de vader voor de woning.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de vorderingen van de kinderen niet toewijsbaar zijn. Dit is gebaseerd op het feit dat de kinderen hun aandeel in de nalatenschap hebben verworpen, waardoor zij geen recht hebben op een gebruiksvergoeding of huurafdracht. De vader heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, terwijl [geïntimeerde 2] verweer heeft gevoerd. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en de gewijzigde vorderingen van de kinderen afgewezen. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, waarbij ieder van de partijen de eigen kosten moet dragen, en zijn de kinderen veroordeeld in de proceskosten van de procedure tegen [geïntimeerde 2].