Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De vorderingen en beslissingen in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“te betalen de terzake voorschreven verschuldigde som groot € 415.286,45, verminderd met de waarde van de zaken, waarvan nog wel in deugdelijke staat afgifte kan worden verkregen, het aldus resterende bedrag vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 01 november 2011 tot de dag der algehele voldoening;”.Deze subsidiaire vordering ziet op zaken die volgens [appellant] eigendom van CTH, [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zijn (gebleven) maar die niet teruggegeven kunnen worden. In de vordering worden ook zaken genoemd die (mogelijk) niet in deugdelijke staat afgegeven kunnen worden, maar [appellant] heeft niet toegelicht of, en zo ja welke zaken dit betreft.
5.De beslissing
- de ruilovereenkomst (rov. 4.10),
- dat hij aan [vader van appellant] heeft afgedragen het door hem (als deel van de verkoopprijs van zaak 1 – de Krone snijwagen) ontvangen contante bedrag van € 10.000,-, c.q. 7.249,99 en/of
- dat hij aan [vader van appellant] heeft afgedragen het door hem (als verkoopprijs van de zaak 6 – de Krone balenpers) ontvangen contante bedrag van € 41.650,-,
14 mei 2019in het geding dienen te brengen,