In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 april 2019, wordt het verzoek van de appellant om tot pleidooi te worden toegelaten afgewezen. De zaak betreft een civiele procedure waarin de appellant, die in hoger beroep is gegaan, zijn standpunt mondeling wilde toelichten. Het hof oordeelt dat de appellant reeds voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt schriftelijk en tijdens eerdere comparities toe te lichten. Het hof verwijst naar de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat partijen in beginsel het recht hebben om hun standpunten bij pleidooi toe te lichten, maar dat dit recht slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden afgewezen. In dit geval heeft de appellant geen nieuwe argumenten aangedragen die een pleidooi rechtvaardigen. Bovendien is er een aanzienlijke tijd verstreken sinds de inleidende dagvaarding, en het hof acht het houden van pleidooien in deze zaak onredelijk, gezien de leeftijd van de geïntimeerden. Het hof besluit de zaak naar de rol van 28 mei 2019 te verwijzen voor het vragen van arrest en houdt verdere beslissingen aan.