ECLI:NL:GHARL:2019:3773

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
200.171.271/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating pleidooi in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 april 2019, wordt het verzoek van de appellant om tot pleidooi te worden toegelaten afgewezen. De zaak betreft een civiele procedure waarin de appellant, die in hoger beroep is gegaan, zijn standpunt mondeling wilde toelichten. Het hof oordeelt dat de appellant reeds voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt schriftelijk en tijdens eerdere comparities toe te lichten. Het hof verwijst naar de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat partijen in beginsel het recht hebben om hun standpunten bij pleidooi toe te lichten, maar dat dit recht slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden afgewezen. In dit geval heeft de appellant geen nieuwe argumenten aangedragen die een pleidooi rechtvaardigen. Bovendien is er een aanzienlijke tijd verstreken sinds de inleidende dagvaarding, en het hof acht het houden van pleidooien in deze zaak onredelijk, gezien de leeftijd van de geïntimeerden. Het hof besluit de zaak naar de rol van 28 mei 2019 te verwijzen voor het vragen van arrest en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.171.271/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/106653 / HA ZA 10-762)
arrest van 30 april 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] (gemeente Heerenveen),
appellant in het principaal hoger beroep en
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. G.D. te Biesebeek, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [B] ,
hierna na te noemen:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2],
wonende te [C] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3],
wonende te [D] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde3],
4. [geïntimeerde4],
wonende te [B] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde4],
5. [geïntimeerde5],
wonende te [E] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde5],
6. [geïntimeerde6],
wonende te [F] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde6],
7. [geïntimeerde7],
wonende te [G] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde7],
8. [geïntimeerde8],
wonende te [H] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde8],
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
en

9.[geïntimeerde9] ,

wonende te [A] (gemeente Heerenveen),
hierna te noemen:
[geïntimeerde9],
geïntimeerden in het principaal hoger beroep en
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijke te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. R.G. Holtz, kantoorhoudende te Groningen,
alsmede

10.[geïntimeerde10] ,

wonende te Warga,
hierna te noemen:
[geïntimeerde10],
geïntimeerde in het pricipaal hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. Holtz voornoemd.
De inhoud van het tussenarrest van 24 april 2018 wordt hier overgenomen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het tussenarrest van 24 april 2018 heeft op 7 november 2018 een comparitie-zitting plaatsgehad. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal bevindt zich bij de gedingstukken.
1.2
Het hof heeft aan het slot van de comparitie-zitting verwezen naar de rolzitting van 4 december 2018 voor uitlating door partijen omtrent pleidooi respectievelijk bezwaar pleidooi.
1.3.
Ter rolzitting van 4 december 2018 heeft [appellant] middels een zogenaamd H10-formulier het verzoek tot het toelaten van pleidooi onder aanvoeren van gronden gedaan en is de zaak aangehouden tot de rolzitting van 11 december 2018.
1.4
Op de rolzitting van 4 december 2018 is tevens beslist dat [appellant] uiterlijk
op 6 december 2019 bij brief aan het hof en de wederpartij zijn verzoek om tot pleidooi te
worden toegelaten nader kan toelichten, waarna [geïntimeerden] c.s. en [geïntimeerde10]
ter rolzitting van 11 december 2018 daarop kunnen reageren. Partijen hebben
overeenkomstig deze beslissing gehandeld.
1.5
[appellant] heeft op de rolzitting van 8 januari 2019 aanvullend gefourneerd,
waarna de zaak naar de meervoudige civiele kamer is verwezen ten einde op het door
[appellant] gedane verzoek tot pleidooi te worden toegelaten te beslissen.

2.De verdere beoordeling

Het beoordelingskader
2.1
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hebben partijen in beginsel het recht hun standpunten bij pleidooi toe te lichten en mag een verzoek om de zaak te mogen bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden afgewezen (zie HR
15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3151, rechtsoverweging 3.3.2 met verwijzing naar voorgaande rechtspraak). Voor het laatste is noodzakelijk dat van de zijde van de wederpartij klemmende redenen worden aangevoerd tegen toewijzing van het verzoek of toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde.
In het kader van de vraag of toewijzing van het verzoek in strijd is met de eisen van
een goede procesorde, is ook te onderzoeken of de partij die verzoekt te worden toegelaten tot pleidooi, reeds ter gelegenheid van een door de rechter bepaalde comparitie van partijen tot het geven van inlichtingen of het beproeven van een schikking in voldoende mate zijn standpunt heeft kunnen uiteenzetten (art. 134 lid 1, tweede volzin, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; vgl. HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1172, rechtsoverweging 3.6).
De toetsing
2.2
In deze zaak heeft twee maal een comparitie van partijen plaats gehad, bij de rechtbank en bij het hof. Het hof heeft in het tussenarrest weliswaar vermeld dat er een beperkte spreektijd is en wat het doel van de comparitie is, maar partijen hebben ter comparitie volledig de gelegenheid gekregen om naar voren te brengen wat zij willen. De behandeling is zeer uitgebreid geweest en in tweede termijn is de spreektijd van partijen ook niet beperkt geweest. [appellant] heeft van de mogelijkheid om een langere spreektijd te vragen geen gebruik heeft gemaakt en evenmin aangegeven op welke punten hij belemmerd is geworden om toelichting te geven. Ook wil hij blijkens de toelichting op zijn verzoek geen nieuwe punten naar voren brengen, maar nogmaals zijn standpunt, dat hij al schriftelijk heeft uiteengezet en op de comparitie-zitting heeft kunnen toelichten, mondeling uiteenzetten. [appellant] heeft echter naar het oordeel van het hof zijn standpunt reeds voldoende kunnen toelichten. Daar komt nog bij dat op enig moment een einde moet komen aan het uitwisselen van standpunten door partijen (zie ook de conclusie van de advocaat-generaal vóór HR 13-7-2018, ECLI:NL:HR:2018:1172) Dit geldt temeer in deze zaak waarin reeds ruim acht jaren zijn verstreken sinds de inleidende dagvaarding is uitgebracht en waarin [geïntimeerden] inmiddels de leeftijd van 90 jaar ruimschoots heeft overschreden. Het houden van pleidooien zou geen ander doel dienen dan het nogmaals uitwisselen van reeds bekende standpunten en de procedure onredelijk vertragen. Inwilliging van het verzoek van [appellant] , waartegen [geïntimeerden] c.s. en [geïntimeerde10] zich ook hebben verzet, zou daarom in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde.
De slotsom
2.3
Het hof zal daarom beslissen als in het dictum van dit arrest zal worden omschreven.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
wijst het verzoek van [appellant] om tot pleidooi te worden toegelaten af;
verwijst de zaak naar de rol van 28 mei 2019 voor het vragen van arrest;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. W. Breemhaar, mr. M.A.F. Holtvluwer-Veenstra en
mr. J.G. Knot en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019.