Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de betrokkene,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 25 april 2019, staat de wijziging van de curator in een curateleprocedure centraal. De betrokkene, geboren in 1950, is onder curatele gesteld door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2015, vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand en drankmisbruik. De curator, [de curator] B.V., is benoemd om de belangen van de betrokkene te behartigen. De echtgenote van de betrokkene, mevrouw [E], is in deze procedure als belanghebbende aangemerkt, wat leidt tot een geschil over haar positie. De betrokkene heeft verzocht om de curator te ontslaan en een nieuwe curator, de Stichting [D], te benoemen. De kantonrechter heeft dit verzoek in eerste aanleg afgewezen, wat de betrokkene heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft in deze beschikking de juridische positie van mevrouw [E] als belanghebbende besproken. Op basis van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat, ondanks de gescheiden levensomstandigheden van de betrokkene en mevrouw [E], zij nog steeds getrouwd zijn en een gemeenschappelijk vermogen hebben. Dit betekent dat de ondercuratelestelling van de betrokkene en de wijziging van de curator ook de financiële belangen van mevrouw [E] raken. Het hof heeft daarom besloten om mevrouw [E] als belanghebbende aan te merken in deze procedure, en houdt verdere beslissingen aan totdat zij de gelegenheid heeft gekregen om een verweerschrift in te dienen.