Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: Oliehandel Kuster,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kuster Tankstations B.V.,
hierna: Kuster Tankstations,
eerste aanleg: verzoeksters,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] .
1.Het geding in eerste aanleg
15 februari 2019, die de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft gegeven.
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 211.387,27. Voor zover in de onderhavige procedure van belang heeft zij aan haar primaire vordering ten grondslag gelegd dat zij aan [geïntimeerde] een lening van
€ 200.000,- in privé heeft verstrekt. Subsidiair heeft zij gesteld dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld nu [geïntimeerde] als middellijk bestuurder van [bedrijf Z] een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken.
€ 122.000,- aan [geïntimeerde] in privé zal moeten worden betaald. Bij een afweging van alle omstandigheden is het hof van oordeel dat Oliehandel Kuster c.s. haar in te roepen recht voldoende heeft onderbouwd. Het hof heeft daarbij het afwijzend vonnis van de rechtbank in deze beoordeling betrokken. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt. Het hof zal geen termijn bepalen voor het instellen van de eis in de hoofdzaak nu de hoofdzaak reeds bij dit hof aanhangig is. De conclusie is dat het verzochte verlof alsnog wordt verleend. Gelet op de aard van het verzoek zal het hof zijn beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
3.De beslissing
€ 200.000,-,zegge tweehonderdduizend euro;