Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
.
Stuwadoorsbedrijf [Appellant] en CNV Vakmensen (hierna gezamenlijk te noemen: partijen) gezamenlijk vaststellen dat Stuwadoorsbedrijf [Appellant] niet onder de werkingssfeer van de ABU-CAO of enige andere CAO valt”;
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
werk van stoffelijke aard. Weliswaar is dit een ruim begrip, maar het verlenen van logistieke diensten, zoals [Appellant] dat doet voor haar opdrachtgevers (waaronder laden/lossen, orderpicking en inpakwerkzaamheden), valt daar niet onder. Dit betekent dat de overeenkomsten die [Appellant] met haar opdrachtgevers sluit kwalificeren als opdracht.
[Firmanaam] houdt bij de uitvoering van deze diensten de leiding en het toezicht over haar eigen medewerkers met behulp van de meewerkend Voorman”. Daarin is bovendien beschreven dat de medewerkers van [Appellant] de instructie hebben gekregen dat zij uitsluitend instructies mogen aannemen van deze (duidelijk herkenbare) Voormannen, dat zij op haar kosten, indien nodig, ook (in oplopende hiërarchie) Coördinatoren en Ontzorgingsspecialisten inzet. [Appellant] heeft functieprofielen van de zojuist genoemde functies in het geding gebracht. Als doel van die functies wordt steeds genoemd het (operationeel) aansturen van en toezicht houden op, kort gezegd, de door [Appellant] bij de opdrachtgever ingezette werknemers. Uit deze stukken blijkt dat het bedrijfsmodel van [Appellant] meebrengt dat bij de uitvoering van de opdrachten het feitelijke gezag bij [Appellant] berust.