Uitspraak
1.[Appellant 1] ,
[Appellant 2],
1.[Geïntimeerde 1] ,
[Geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“(...) Mede namens de andere acht bevestig ik hierbij dat wij ons in beginsel kunnen vinden in: - het totaalbedrag van € 403.826,-- bruto, door ons negen onderling te verdelen (...). Daarbij maak ik nadrukkelijk een essentieel voorbehoud: er is pas overeenstemming nadat wij een akkoord hebben bereikt over de inhoud en tekst van een vaststellingsovereenkomst waarin alle voorwaarden zijn neergelegd en uitgewerkt. De voorwaarden zoals die blijken uit de concept vaststellingsovereenkomst die je (...) mij toezond zijn in ieder geval niet acceptabel. Wij zullen onze advocaat dan ook verzoeken een nieuw concept op te stellen. In dat concept komen o.a. onderwerpen aan bod als wie draagt het fiscale risico, wat gebeurt er met de dwangsommen, waarvan wordt precies finale kwijting verleend, welke pensioenopgaven ontvangen we nog et cetera. Zonder akkoord daarover is er dus geen overeenstemming. (...)”.
“(...) Nu gaat het er natuurlijk uiteindelijk om, dat partijen, na ondertekening en uitvoering van de overeenkomst, definitief van elkaar af zijn. Met andere woorden, het heeft (...) geen zin om over iedere punt en komma te gaan discussiëren, als er maar in de overeenkomst staat wat uw cliënten betaald krijgen en dat daarmee de zaak af is. Ik heb daarom aan mijn cliënte aangegeven, dat ik er als zodanig geen problemen mee heb om uit te gaan van de tekst, die door uw cliënten is aangeleverd. Echter, die tekst zal wel op een aantal plaatsen moeten worden bijgesteld. (...) Ik stel voor, dat in de overeenkomst komt te staan, dat binnen 14 dagen nadat uw cliënten (…) de overeenkomst hebben getekend, de gelden moeten zijn overgemaakt en dat er pas daarna dwangsommen verbeurd kunnen worden. (...) Wat ik verder in de overeenkomst mis, is, en ik vind dat dat er echt in moet staan, (...) de finale kwijting over en weer, die betrekking heeft op al datgene dat in het arrest van het Hof aan de orde is gekomen. (...)”.
“(...) Ik stel voorop dat mijn cliënten nog steeds de intentie hebben om er in onderling overleg uit te komen. Ter bescherming van de rechten van mijn cliënten moet ik er nadrukkelijk op wijzen dat mijn cliënten al hun rechten voorbehouden terzake de dwangsommen die (…) verschuldigd zijn op grond van het vonnis van 6 juli 2005 en op grond van het arrest van 2 september 2014 (…). Deze mededeling is bedoeld ter stuiting van enige verjaringstermijn terzake deze dwangsommen. (…)”.
“(…) In aanvulling daarop benadruk ik dat er pas een overeenkomst is tussen al mijn cliënten en uw cliënten zodra er een schriftelijke vaststellingsovereenkomst is, ondertekend door al mijn cliënten en uw cliënten, waarin alle afspraken zijn neergelegd. Zolang die ondertekende schriftelijke vaststellingsovereenkomst er niet is, houden mijn cliënten zich (…) al hun rechten voor die volgen uit het vonnis van 6 juli 2005 en het arrest van 2 september 2014. Ik benadruk daarbij dat mijn cliënten uiteraard (…) de intentie hebben om er in onderling overleg uit te komen met uw cliënten. (…) Maar u zal ook begrijpen dat deze stuitingsbrieven en bovengenoemde mededeling noodzakelijk zijn ter bescherming van de rechten van mijn cliënten zolang het geschil niet definitief is afgewikkeld. (…)”.
“(…) Het komt mij voor, dat partijen heel dicht bij elkaar zitten, hetgeen een goede zaak is, omdat mijn cliënten daadwerkelijk zeer snel tot een algehele afhandeling wensen te komen, hetgeen vanzelfsprekend mede omvat de betaling van het overeengekomen bedrag. (...) Ter toelichting dient het onderstaande commentaar. (...) - Wat mij betreft moet de zin: ‘reeds verbeurde dwangsommen blijven in stand’ onder 3.1, het eerste streepje, eruit. Er is immers geen sprake van reeds verbeurde dwangsommen. (...) - Verder wordt onder meer de finale kwijting gemist en is die onder meer toegevoegd. (…)”.
“(…) Ik sprak met mr. Stevens. Hij heeft zijn opmerkingen telefonisch aan mij doorgegeven. Dat heeft geleid tot enkele aanpassingen (…). (…) In het kort: (...) - [Geïntimeerde 1] wil graag de woorden “finale kwijting” ergens zien maar begrijpt ook dat een algemene finale kwijting niet redelijk is. Ik heb de finale kwijting nu toegevoegd in artikel 3.1 en uitdrukkelijk beperkt tot hetgeen in beslissingen 2 t/m 11 van het arrest is bepaald, dus dat is duidelijke afbakening. (...)”.
“(…) Bijgaand door mij aangepast concept van de vaststellingsovereenkomst. (…) Mr. Stevens liet mij weten dat [Geïntimeerde 1] een uitbreiding van de finale kwijting wil zodanig dat artikel 3.1 komt te luiden (vet = nieuw): [Geïntimeerden] hoeven deze beslissingen niet na te komen (…). [Ex-werknemers] en [Geïntimeerden] verlenen elkaar over en weer finale kwijtingterzake van hetgeen in de onder punt C van deze overeenkomst gevoerde procedures aan de orde is geweest enterzake hetgeen in deze beslissingen is bepaald zodat [Geïntimeerden] de in deze beslissingen genoemde dwangsommen niet zijn verschuldigd (…). Ik heb aangegeven dat zo’n algemene finale kwijting niet wordt geaccepteerd en dat als [Geïntimeerde 1] meer punten onder de finale kwijting wil laten vallen zij deze punten maar concreet moet noemen, dan kunnen wij daarover spreken. (…)”.
“Met inachtneming van het bovenstaande (…) de kwijting verder akkoord”is.
“het netto equivalent van een totaalbedrag van € 410.000,-- bruto”- voldaan.
“zich ondubbelzinnig alle rechten (…) voorbehouden ter zake van de verbeurde dwangsommen”.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grieven 2 en 3zijn gericht tegen de door de rechtbank aan de vaststellingsovereenkomst gegeven uitleg.
Grief 4is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van [Appellanten] De
grieven 5 en 6zijn gericht tegen de proces- en nakostenveroordeling.
Grief 7ten slotte is gericht tegen de beslissing(en) van de rechtbank.
grief 1.
“Partijen zijn vervolgens in overleg getreden over de wijze waarop [Geïntimeerden] het arrest van 2 september 2014 jegens [Ex-werknemers] moeten nakomen. Daarbij hebben Partijen welbewust, onder afweging van goede en kwade kansen over en weer, concessies gedaan en uiteindelijk overeenstemming bereikt. De gemaakte afspraken zijn neergelegd in deze overeenkomst. Deze overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW.”
“definitief van elkaar af zijn”en over een
“algehele afhandeling”. In de stuitingsbrieven van 26 februari 2015 van de zijde van [Appellanten] worden weliswaar
“al hun rechten voorbehouden terzake de dwangsommen”, maar in diezelfde brieven en in de brief van 26 februari 2015 van de zijde van [Appellanten] aan mr. Stevens wordt ook gesproken over
“de intentie (…) om er in onderling overleg uit te komen”, waarbij in die laatstgenoemde brief wordt aangegeven dat
“deze stuitingsbrieven (…) noodzakelijk zijn ter bescherming van de rechten van mijn cliënten zolang het geschil niet definitief is afgewikkeld.”.
“niet het achterste van hun tong (…) laten zien”.Er werd, aldus [Appellanten] ,
“onderhandeld en dan is het aan partijen zelf om hun positie te bepalen en veilig te stellen.”
grieven 2 en 3. De
grieven 4 tot en met 7missen zelfstandige betekenis.