In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 februari 2018, waarin het bezwaar tegen de leges voor het verstrekken van fotokopieën door de gemeente Buren ongegrond werd verklaard. De heffingsambtenaar had belanghebbende voor het jaar 2016 € 8 aan leges in rekening gebracht voor het verstrekken van 8 fotokopieën. Belanghebbende stelde dat deze leges onterecht waren opgelegd en dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 23 januari 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De heffingsambtenaar voerde aan dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens misbruik van recht, maar het Hof oordeelde dat hiervoor geen zwaarwichtige gronden aanwezig waren. Het Hof benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter niet lichtvaardig mag worden ontzegd, vooral niet in zaken waarin burgers tegen de overheid procederen.
Vervolgens beoordeelde het Hof de vraag of de legesnota terecht was opgelegd en of de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet was overschreden. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar geen inzicht had gegeven in de ramingen die ten grondslag lagen aan de legesverordening. Hierdoor was het Hof van oordeel dat de legesnota vernietigd moest worden. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de legesnota, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.790.