Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019, gaat het om een hoger beroep in een arbeidszaak betreffende kennelijk onredelijk ontslag. De appellant, h.o.d.n. Hollands Glorie, had een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, maar het hof oordeelt dat de redenen voor het ontslag niet zijn komen vast te staan. De appellant had gebruik gemaakt van een ontslagvergunning op basis van onjuiste financiële gegevens, wat het hof als onredelijk beschouwt. De gevolgen van het ontslag voor de werknemer, de geïntimeerde, waren te ernstig in verhouding tot het belang van de werkgever bij het ontslag. De geïntimeerde had geen financiële vergoeding ontvangen en had te maken met aanzienlijke inkomstenschade en pensioenverlies. Het hof oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is en kent een schadevergoeding toe van € 26.468,60 aan de geïntimeerde, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep. De zaak benadrukt de zorgvuldigheid die werkgevers moeten betrachten bij het aanvragen van ontslagvergunningen en de gevolgen van onterecht ontslag voor werknemers.