In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen belastingaanslagen en verzuimboetes ongegrond heeft verklaard. De belastingaanslagen zijn opgelegd voor de jaren 2014 en 2015, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst de aanslagen heeft vastgesteld op basis van een schatting van het belastbaar inkomen, omdat belanghebbende geen aangiften heeft ingediend. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de inspecteur heeft de aanslagen gehandhaafd en de verzuimboetes opgelegd. Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep ontvankelijk is, omdat belanghebbende tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft vervolgens de omkering en verzwaring van de bewijslast bevestigd, omdat belanghebbende niet aan zijn aangifteverplichtingen heeft voldaan. Het Hof heeft geoordeeld dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van het inkomen van belanghebbende en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat deze schatting onjuist is. De verzuimboetes zijn ook in stand gebleven, omdat belanghebbende niet tijdig gevolg heeft gegeven aan de uitnodigingen tot het doen van aangiften. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.