Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
21 november 2017 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, (hierna: de kantonrechter) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 11.076,56 aan [appellant] dient te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2017 tot de dag der rechtsgeldige betaling, alsmede [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief Ikomt er op neer dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de conclusie van antwoord door [geïntimeerde] is genomen, nu er - aldus [appellant] - geen sprake is van een kennelijke verschrijving in de tenaamstelling.
mr. Pieters in de conclusie van antwoord heeft aangevoerd dat gedaagde directeur-grootaandeelhouder van de Friese Jachtcentrale B.V. is en dat dit niet [geïntimeerde] , maar [geïntimeerde] Beheer B.V. is, is daarvoor een onvoldoende onderbouwing. Uit de verdere inhoud van de conclusie van antwoord blijkt genoegzaam dat de inhoud hiervan is toegespitst op het onderhavige geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] in persoon en dat met die conclusie laatst genoemde het in die conclusie gestelde tot zijn verweer aanvoert. De grief faalt.
grief IIklaagt [appellant] over de algehele afwijzing van de vordering. [appellant] baseert zijn vordering op bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW en stelt dat [geïntimeerde] als bestuurder van [geïntimeerde] Beheer B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door er geen zorg voor te dragen dat het bedrag van € 8.615,- vanuit [geïntimeerde] Beheer B.V. voor [appellant] aanwezig bleef. Door het bedrag niet op de rekening van [geïntimeerde] Beheer B.V. te houden, maar voor andere doeleinden aan te wenden, heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld en is hij aansprakelijk voor betaling van voornoemd bedrag (vermeerderd met rente en kosten), aldus [appellant] .
6.De slotsom
7.De beslissing
5 maart 2019.