Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
- de vrouw,
- [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ),
- [partner verweerster] (hierna: [partner verweerster] ),
- [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ),
- [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ), en
- [getuige 6] (hierna: echtgenote van de man).
“Aan haar(hof: [getuige 2] )
heb ik uitgelegd dat ik een oproeping aan haar moest overhandigen, omdat zij als getuige gehoord moet gaan worden. Toen ik de naam “ [verweerster] ” noemde, gaf zij geen teken van herkenning. Ik meldde haar dat zij woonachtig zou zijn op de hoek aan de [adres 2] . Zij was naar mijn indruk geschrokken van het feit dat zij werd opgeroepen in de procedure tussen [verweerster] en [verzoeker] . Voorts zei zij: “Dan zal ik aan de buren op de hoek vragen of zij haar kunnen vragen mij vanuit [plaats 1] op te halen, want anders weet ik niet hoe ik daar moet(..) komen want ik heb geen rijbewijs.”
“(…) [verweerster] is ooit bij ons aan de deur gekomen om te vragen om als getuige een handtekening te zetten. (…) Ik heb dat toen gedaan. Ik kende haar toen als de mevrouw die ik weleens de hond zag uitlaten en die bij de buren woonde. (…) Het klopt dat ik die verklaring heb getekend. Er staat ook een handtekening onder de naam van mijn man, Henk [man getuige 2] , die handtekening lijkt inderdaad erg op die van mij. Ik denk dat ik die toen ook voor hem gezet heb. (…) Ik heb die verklaring niet zelf gemaakt, die heeft [verweerster] aan mij gegeven. Ik heb alleen de handtekeningen eronder gezet. (…) Hoe vaak ik haar zie? Iedere week wel een keer.”
allereerst begeven naar het adres [adres] , zijnde het adres van [partner verweerster] , alwaar ik om 15.40 uur arriveerde. De deur werd geopend door een dame. Op mijn vraag of zij [verweerster] was, antwoordde zij bevestigend. Ik heb haar uitgelegd dat ik een dagvaarding voor hem had en vroeg vervolgens of zij zijn partner was. Op deze vraag antwoordde zij bevestigend. Op het moment dat zij kennis nam om welke procedure het ging zei zij mij het navolgende:
“(…) Het ging over de bestelling van een badpak. Ik denk dat dat badpak in [plaats 1] is bezorgd (..). Ik heb die factuur met fotoshop veranderd. Ik heb geknipt en geplakt en zo het adres [adres] gewijzigd in [adres 2] . Ik ben vergeten om [plaats 1] in [plaats 3] te veranderen. Dat was wel mijn bedoeling. Ik heb dat gedaan om [verweerster](de vrouw, hof)
te helpen. Haar advocaat had gevraagd om bewijsstukken te sturen. [verweerster] heeft mij toen gevraagd of ik nog iets wist om te bewijzen dat ze in [plaats 3] woont (…)om de gegevens te wijzigen. Ik vond die factuur en die stond niet op het goede adres. Ik heb die toen gewijzigd (..)”Wat er ook zij van de stelling van de vrouw dat zij niet op de hoogte was van de vervalsing en het toezenden daarvan aan haar advocaat, de vrouw is verantwoordelijk voor de stukken die zij in de procedure brengt.
“(…) Ik maak de maandelijkse lasten over naar mijn partner. We maken samen één pot van € 200,-. (..)”