Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
RCI Financial Services B.V. h.o.d.n. Renault Business Finance,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de met een H-formulier op 8 januari 2019 overgelegde brief met producties 12 tot en met 16 van [Appellant] ;
- de comparitie van partijen van 23 januari 2019.
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“zich hierbij jegens Renault Business Finance onherroepelijk hoofdelijk garant te stellen voor de betalingen van al hetgeen Renault Business Finance ter zake van de huidige en eventuele toekomstige lease-overeenkomst(en) van de Lessee te vordering heeft of in de toekomst zal hebben, (…)”Uit de tekst van deze garantieverklaring blijkt niet dat [Appellant] niet persoonlijk aansprakelijk is maar slechts dat Gemis Group Ltd hoofdelijk aansprakelijk is voor de nakoming van de uit de leaseovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen. Ook anderszins is niet van de gestelde voorwaarde gebleken. Dit betekent dat grief 4 faalt en de nakomingsvordering in beginsel toewijsbaar is.
“ Ik denk dat wij iets te coulant zijn geweest in deze kwestie. Is uw eerste betaling niet omgaan in ons bezit dan zal ik andere maatregelen nemen.”[Appellant] antwoordt eveneens per e-mail op 12 augustus 2009 dat hij bezig is de zaak te organiseren en dat hij meer tijd nodig heeft. Bij e-mail van 14 augustus 2009 bericht de deurwaarder dan dat de zaak al ruim een jaar loopt, er meerdere afspraken zijn gemaakt en dat deze geen van alle zijn nagekomen en geen enkele betaling is ontvangen en verder:
“De dagvaarding zal één dezer dagen aan u worden betekend.”Het hof is van oordeel dat deze laatste mededeling, mede in het licht van de daaraan voorafgaande communicatie tussen [Appellant] en [Neef van de appellant] enerzijds en de deurwaarder van RCI anderzijds heeft te gelden als een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Dit betekent dat de verjaring op 14 augustus 2009 is gestuit en dat toen een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar is gaan lopen. Deze nieuwe verjaringstermijn is tijdig gestuit met – in elk geval – de dagvaarding van [Appellant] door RCI van 8 november 2013 (die tot deze procedure heeft geleid). De conclusie is dat de grieven 2, 3 en 5 falen. De vraag of [Appellant] de vordering in zijn bespreking met deurwaarder [Deurwaarder] op 17 maart 2009 heeft erkend (grief 1) kan daarmee in het midden blijven.