Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[Advocatenkantoor],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Het maken van verdere kosten heeft geen zin nu betrokkene geen concreet verhaal biedt, welke situatie naar verwachting op middellange termijn niet zal wijzigen.”en aan [Appellante] wegens executiekosten van € 2.859,02 plus € 600,34 btw in rekening gebracht, zodat het deurwaarderskantoor nog aanspraak maakte op € 1.721,43.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
“de gevorderde rente, althans de wettelijke rente”over de hoofdsom vanaf 14 juli 2016 en de proceskosten.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“’tussenpersoon’, waaronder zijn begrepen: advocaten, procureurs en gerechtsdeurwaarders”. Daarbij werd verwezen naar het Reglement niet-ambtelijke rechtspraktijk van het deurwaarderskantoor (productie 3 bij inleidende dagvaarding), volgens welk reglement (in artikel 2) de werkzaamheden worden verricht op verzoek en/of in opdracht voor 2.1.1 tussenpersonen, waaronder worden verstaan advocaten, procureurs en gerechtsdeurwaarders, 2.1.2 adviseurs en 2.1.3 overige opdrachtgevers, waaraan (in de artikelen 4 e.v.) aparte tariefcategorieën zijn verbonden. Waar [Appellante] hier destijds niet afwijzend op reageerde, mocht het deurwaarderskantoor erop vertrouwen dat [Appellante] opdracht gaf in eigen naam. Dit geldt temeer nu [Appellante] niet heeft betwist dat het deurwaarderskantoor toen het eerder zaken deed met haar ook altijd via haar afwikkelde. De aanduiding “tussenpersoon” heeft in dit verband evident (slechts) betrekking op de tariefcategorie en daaruit mocht [Appellante] niet afleiden dat het deurwaarderskantoor haar niet als opdrachtgever beschouwde. Het beroep op HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142, kan [Appellante] niet baten nu in dat arrest niet de vraag aan de orde was of de wederpartij erop mocht vertrouwen dat de advocaat in eigen naam opdracht had gegeven, maar juist of sprake was van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat. Vermelding van een dossier en van een toevoeging telkens op naam van cliënt doet aan het voorgaande niet af. In dit geval geldt [Appellante] dus als opdrachtgever van het deurwaarderskantoor.