ECLI:NL:GHARL:2019:1333
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in een echtscheidingszaak met betrekking tot de verdeling van de voormalige echtelijke woning
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een schorsingsincident in het kader van een hoger beroep. De vrouw, appellante, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin onder andere de voormalige echtelijke woning aan de man is toegedeeld. De vrouw vordert in het incident dat de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis wordt geschorst totdat er onherroepelijk arrest in de hoofdzaak is gewezen. Ze stelt dat zij in een noodtoestand komt te verkeren, omdat zij op korte termijn dakloos dreigt te worden en geen middelen heeft om dit te voorkomen. De man, geïntimeerde, betwist deze stellingen en stelt dat er geen sprake is van een noodsituatie die schorsing rechtvaardigt.
Het hof overweegt dat bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging de belangen van beide partijen moeten worden afgewogen. Het hof stelt vast dat de vrouw onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die haar belang bij schorsing zwaarder doen wegen dan het belang van de man bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij in een kennelijke noodtoestand verkeert en de door haar gestelde belangen wegen niet zwaarder dan die van de man. Het hof wijst de vordering tot schorsing af en veroordeelt de vrouw in de kosten van het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de vrouw.