Uitspraak
1.Spinnin Records B.V.,
Spinnin,
MAS,
Spinnin c.s.,
[geïntimeerde] ,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het gerechtshof
- de dagvaarding in hoger beroep van Spinnin c.s. van 15 november 2017,
- het exploot van anticipatie van [geïntimeerde] van 15 november 2017,
- de memorie van grieven met eiswijziging met producties 85 - 99 van Spinnin c.s.,
- de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep en de memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep met eiswijziging en de vordering tot inzage op de voet van 843a Rv met producties 134 - 194 van [geïntimeerde] ,
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep en het antwoord van Spinnin c.s. op de eiswijziging en de inzagevordering van [geïntimeerde] ,
- een akte wijziging van de inzagevordering van 26 april 2019 met producties A - C van [geïntimeerde] ,
- een brief van de advocaat van [geïntimeerde] van 26 april 2019 met aanvullende producties 194 -202,
- een akte met producties 100 - 135 van Spinnin c.s.,
- het schriftelijke bezwaar daartegen van de advocaat van [geïntimeerde] , en
- de antwoordakte van Spinnin c.s. op de eiswijziging van 26 april 2019, die bij het hof is binnengekomen op de ochtend van de zitting.
e-mailcorrespondentie. Het hof heeft daarnaast de antwoordakte van Spinnin c.s. op de eiswijziging geweigerd, omdat deze te laat is toegestuurd.
3.Waar het in hoger beroep over gaat
artikel 1 van de Wet op de naburige rechten (Wnr). Het hof zal deze vraag net als de rechtbank bevestigend beantwoorden.
4.De feiten
- het de doelstelling van partijen is om Artiest verder te ontwikkelen als uitvoerend artiest (onder andere auteur/artiest/producer, dj en presentator);
- het Management haar kennis en onderneming ter beschikking stelt om bovenstaande ontwikkeling als uitvoerend artiest te bewerkstelligen;
- de Artiest zich ter beschikking stelt voor alle werkzaamheden in de entertainmentsector die uit onderhavige overeenkomst zullen voortkomen;
- Artiest een productiecontract zal tekenen met Spinnin' Records BV en Universal;
- het Management zo goed als mogelijk de zakelijke en artistieke belangen van Artiest zal behartigen
De overeenkomst bestaat uit een brief met een opsomming van de afspraken (hierna: de briefovereenkomst) en een productieovereenkomst met bijlage (hierna met de briefovereenkomst: de productieovereenkomst 2012).
SR(Spinnin Records, hof) over het volledige eigendomsrecht en het exclusieve recht om van de geluidsband en de opname(n) daarop reprodukties te vervaardigen en de aldus vervaardigde reprodukties in het gebied te verkopen of de geluidsband anderszins te exploiteren (inclusief transmissie/download, ringtone, streaming, kopiëren, beeldrecht en internet) in de ruimste zin des woords met dien verstande echter dat genoemd recht beperkt zal zijn tot het gebruik van de geluidsband als vermeld in de Bijlage, inclusief alle (re)mixen vocals en afgeleiden daarvan. De Producer verklaart tevens geen her-opnames, remakes of covers voor derden te vervaardigen van de geluidsband(en) als vermeld in de Bijlage. (…)
SRaan
de Producerverschuldigd worden:
SRverkopen van alle ingevolge deze overeenkomst afgerekende en niet geretourneerde en aan
SRafgerekende reprodukties te berekenen over de door
SRnetto ontvangen PPD.
SRzal
SR50% van het onder (i) bedoelde percentage verschuldigd worden
SR.
28 augustus 2015 meegedeeld de co-managementovereenkomst, de briefovereenkomst 2013 en de productieovereenkomst 2013 te willen ontbinden omdat [geïntimeerde] zijn verplichtingen tegenover hen niet nakwam.
5.De vorderingen van partijen en de beslissingen van de rechtbank
6.De vorderingen in hoger beroep
26 april 2019 opnieuw vermeerderd. [geïntimeerde] heeft, zo begrijpt het hof, bewijsbeslag gelegd op de hiervoor genoemde YouTube-bestanden en vordert dat die bestanden aan hem worden afgegeven. De vraag of deze eisvermeerdering op de voet van artikel 130 lid 1 in verbinding met artikel 353 lid 1 Rv is toegestaan, zal het hof niet beantwoorden omdat de onderliggende vordering, zoals hierna blijken, zal worden afgewezen.
7.De motivering van de beslissingen van het hof
grieven I tot en met VIbestreden. Spinnin c.s. stellen, kort gezegd, dat de rechtbank het leerstuk van dwaling in deze zaak juridisch en feitelijk onjuist heeft toegepast. Doel van de grieven van Spinnin c.s. is dat het hof het beroep van [geïntimeerde] op dwaling in zijn geheel opnieuw beoordeelt. Het hof zal de grieven hierna daarom gezamenlijk beoordelen. Daarbij zal het hof ook ingaan op het bezwaar van [geïntimeerde] tegen het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomsten van 2013 de overeenkomsten van 2012 hebben vervangen (
grief I in het incidenteel hoger beroep).
grief VII) van mening dat de rechtbank dit onderscheid in het bestreden vonnis uit het oog is verloren. De verwijten van [geïntimeerde] dat van MAS in het kader van de onderhandelingen met Spinnin en Rodeo Music en als zijn algemene belangenbehartiger een meer actieve en kritische houding had mogen worden verwacht, ziet op de omvang en de inhoud van de zorgplichten van MAS. Het schenden van die zorgplichten leidt mogelijk tot een toerekenbare tekortkoming van MAS in de zin van artikel 6:74 BW, maar is geen grond voor dwaling.
"Deze overeenkomst vervangt het reeds eerder afgesloten management contract"), maar ook uit de overige door de rechtbank genoemde omstandigheden. Daarbij betrekt het hof dat de managementovereenkomst en de productieovereenkomst nauw met elkaar verbonden zijn, zoals [geïntimeerde] zelf ook stelt, zodat het in de rede ligt de bepaling in de productieovereenkomst ("
deze overeenkomst is aanvullend/vervangt de voorgaande overeenkomst") uit te leggen in lijn met artikel 2 van de managementovereenkomst. De door [geïntimeerde] genoemde e-mail van [B] van 23 juli 2013 brengt het hof niet op andere gedachten. Uit die e-mail blijkt dat hij de termijn met twee jaar wilde verlengen, maar niet op welke wijze hij dat wilde. Partijen hebben uiteindelijk gekozen voor nieuwe zelfstandige overeenkomsten. Het hof gaat ook voorbij aan de stelling van [geïntimeerde] in grief I in incidenteel hoger beroep dat dit voor [de vader van geïntimeerde] niet duidelijk was en dat hij dit niet heeft bedoeld. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] zijn stelling, gelet op de bewoordingen van de overeenkomsten en de overige door de rechtbank genoemde omstandigheden die erop wijzen dat dit wèl de bedoeling was, onvoldoende heeft onderbouwd. Een op dit punt toegesneden bewijsaanbod ontbreekt.
1 april 2016 aan [B] stuurde. [E] heeft verklaard dat [geïntimeerde] hem op
al zijn eieren in één mandje legde". [E] verklaarde verder dat [geïntimeerde] weliswaar nog heel jong was, maar heel slim en de basis van een publishing-, management-, en platencontract kende. [B] heeft [de vader van geïntimeerde] in zijn e-mail van 16 juli 2012 ook gezegd dat hij alle deals vanwege planning en maximaal rendement in één hand wilde hebben. Afzonderlijke deals waren mogelijk, maar dat had niet de voorkeur van Spinnin c.s..
e-mail aan [B] van 23 juli 2013 waarin hij schrijft: "Productieovereenkomst en managementcontract onderbrengen bij een partij heeft veel natuurlijke voordelen (een team dat zich met alle promotie bezig houdt) maar er is wel een groot nadeel; een van de taken management is bijvoorbeeld onderhandelen over voorwaarden en royalties in de productieovereenkomst en gezien de verwevenheid van SR en MAS denk ik dat het op mijn weg ligt met externe begeleiding over condities na te denken".
23 juli 2013, ervan uitging dat er feitelijk sprake was van één team.
(punt 7.5 b.ii), kan evenmin een zelfstandig beroep op dwaling dragen. Het hof is van oordeel dat Spinnin c.s. genoegzaam hebben aangetoond dat Garritsen ermee bekend was dat Spinnin voor de exploitatie van releases in het buitenland derden inschakelde. Dit volgt uit par. 2 van de briefovereenkomst en artikel 5 II van de productieovereenkomst. [geïntimeerde] heeft daartegen niets concreets ingebracht, zodat het beroep op dwaling ook ten aanzien van dit punt faalt.
- de zeer vergaande rechtenverlening in artikel 2,
- de vrijwaring in artikel 3 gerelateerd aan de verplichting van [geïntimeerde] om zijn eigen productiekosten te dragen,
- de lage royalty in artikel 5 gerelateerd aan ongespecificeerde netto-inkomsten,
- het niet doorbetalen van aan [geïntimeerde] als fonogrammenproducent toekomende Sena-vergoedingen in artikel 6,
- het ontbreken van een exploitatieplicht,
- het exclusief gebruik van de naam Martin Garrix in artikel 9, en
- de eenzijdige verlengingsmogelijk in artikel 7 van de briefovereenkomst.
De exclusiviteit is gekoppeld aan de geluidsdragers die door Spinnin zouden worden uitgegeven. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat deze vorm van exclusiviteit onredelijk bezwarend is. [geïntimeerde] werd door de bepaling bovendien niet beperkt in het gebruik van zijn artiestennaam voor andere doeleinden dan de exploitatie van de geluidsdragers door Spinnin.
grief XIII).
prof. dr. [K] (producties 54A en 54B Spinnin c.s.), uit een technische, organisatorische of artistieke verantwoordelijkheid.
grief XIVstellen, niet laten leiden door hetgeen in de productieovereenkomst is overeengekomen.
grieven IX tot en met XIIkeren zich tegen de afwijzing van een aantal formele verweren die Spinnin c.s. in eerste aanleg hebben gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde] . Spinnin c.s. hebben in het licht van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, geen belang meer bij beoordeling van deze grieven. Dit geldt ook voor de
incidentele grieven III en IVvan [geïntimeerde] .
8.De bespreking van de vorderingen
incidentele grief IIdat MAS vanaf 1 januari 2015 geen werkzaamheden meer voor hem heeft verricht en dat hij om die reden MAS niets meer verschuldigd is, is door Spinnin c.s. onderbouwd weersproken. Het hof gaat daarom aan die stelling voorbij. Zonder nadere onderbouwing, die door [geïntimeerde] niet is gegeven, kan ook niet worden volgehouden dat alleen de werkzaamheden van [L] voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat om de overeengekomen vergoeding van de werkzaamheden in artikel 5 van de co-managementovereenkomst tot 30 juli 2015. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om tot vaststelling van de managementvergoeding over die periode te komen. Het hof zal daarom, zoals MAS onder v op bladzijde 125 van de conclusie van antwoord heeft gevorderd, de zaak verwijzen naar de schadestaat. In zoverre slaagt grief VIII.