Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2015. De moeder, die alleen met het gezag over de kinderen was belast, heeft sinds 2015 te maken met ondertoezichtstelling door de gecertificeerde instelling (GI) en de kinderen zijn sinds 2016 uithuisgeplaatst. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 30 januari 2019 het gezag van de moeder beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De moeder heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beschikking, maar het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd.
Het hof overweegt dat de moeder extreem zorgmijdend is en niet beschikbaar of bereikbaar voor de GI, wat heeft geleid tot een onhoudbare situatie voor de kinderen. De belangen van de kinderen staan voorop, en het hof concludeert dat de juridische werkelijkheid moet overeenkomen met de feitelijke situatie. De moeder heeft weliswaar aangegeven dat zij haar kinderen in de toekomst terug wil, maar het hof acht het in het belang van de kinderen om het gezag te beëindigen, gezien de onzekere en onrustige situatie die voortzetting van de maatregelen met zich meebrengt. De beslissing van het hof is in overeenstemming met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, aangezien de inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is in het belang van de gezondheid van de minderjarigen.