Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van belanghebbende, [X] B.V., vernietigd. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 22.500 opgelegd, met een belastingrente van € 1.122, na een splitsing van de vennootschap [G] B.V. De rechtbank oordeelde dat de splitsing niet in overwegende mate gericht was op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, en dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing was. De inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBRV) van toepassing was. Het hof oordeelde dat de splitsing in overwegende mate gericht was op het ontgaan van belastingheffing, omdat er geen zakelijke overwegingen waren voor de splitsing. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en bevestigde de naheffingsaanslag van de inspecteur. De uitspraak werd gedaan door de vijfde meervoudige belastingkamer op 17 december 2019.