“
Feit 3betreft het verwijt dat verdachte feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan [D1] BV terzake van het opzettelijk onjuist doen van een aangifte voor de omzetbelasting over het derde kwartaal van 2011 ten name van de Fiscale Eenheid [X1] BV en [Y1] BV CS.
Betrokken rechtspersonen
[D1] BV
[D1] BV is opgericht op 3 januari 2011. De activiteiten van [D1] BV staan bij de Kamer van Koophandel omschreven als ‘projectontwikkeling’.
Verdachte [I] is bestuurder van de Stichting Administratiekantoor [X1] . Deze stichting is vanaf 31 december 2010 enig aandeelhouder van [X1] BV, welke BV op haar beurt enig aandeelhouder/bestuurder is van [D1] BV.
[Q] Holding BV
[Q] Holding BV heeft sinds 14 december 2010 als enig aandeelhouder de Stichting Divisie en sinds 1 november 2010 bestuurder [R] . De activiteiten van [Q] Holding BV staan bij de Kamer van Koophandel omschreven als ‘het al dan niet tezamen met anderen verwerven en vervreemden van deelnemingen of andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen, zomede het samenwerken daarmee’.
[U] BV
[U] BV is opgericht op 24 oktober 2008. De activiteiten van [U] BV staan bij de Kamer van Koophandel omschreven als ‘projectontwikkeling en overige telecommunicatie’. De Stichting [II] is sinds 27 december 2010 enige aandeelhouder en bestuurder van [U] BV. [JJ] is van 8 februari 2011 tot 28 mei 2011 voorzitter, secretaris en penningmeester van de Stichting [II] geweest.
Feitelijke gang van zaken
Op 9 maart 2011 is het perceel met de daarop gestichte opstallen aan de [a-straat] 36 te [J] door de toenmalige eigenaar [K] voor € 300.000,-- verkocht aan [JJ] . Volgens de koopovereenkomst was [M] voornemens om de aanwezige opstallen te slopen.
De levering heeft plaatsgevonden op 5 april 2011 bij notaris [O] . Volgens de akte van levering was [U] BV , via de Stichting [II] vertegenwoordigd door [JJ] , de koper. In de akte is ook opgenomen dat de koop het perceel inclusief de daarop gestichte opstallen betrof. Tevens is vermeld dat de verkoper heeft verklaard dat wegens de levering van het verkochte geen omzetbelasting verschuldigd is.
Op 11 april 2011 is het perceel door [U] BV , vertegenwoordigd door voornoemde [JJ] , voor € 320.000,-- doorverkocht aan de heer D.P.M. [N] , wederom zonder verschuldigdheid van omzetbelasting. De akte van levering is gedateerd op 27 september 2011 en maakt melding van de verkoop van ‘
een perceel grond met daarop gestichte opstallen’, plaatselijk gelegen aan de [a-straat] 36 te [J] .
Vervolgens is op 30 september 2011 om 14.45 uur door notaris en medeverdachte [O] een akte van levering opgemaakt ter zake van ‘
het perceel grond met daarop gestichte opstallen’ aan de [a-straat] 36 te [J] door [N] aan [Q] Holding BV, vertegenwoordigd door de Stichting Divisie, vertegenwoordigd door [R] , die een volmacht heeft afgegeven. De koopprijs bedroeg € 500.000,--, zonder verschuldigdheid van omzetbelasting.
Op diezelfde 30ᵉ september 2011 om 21.00 uur is door notaris [O] een akte van levering opgemaakt ter zake van ‘
een perceel bouwterrein’ aan de [a-straat] 36 te [J] door [Q] Holding BV aan [D1] BV, vertegenwoordigd door [X1] BV, vertegenwoordigd door verdachte [I] , die een volmacht heeft afgegeven. De koopprijs bedroeg € 530.000,--, te vermeerderen met € 100.700,-- aan omzetbelasting.
Op 26 oktober 2011 is de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal van 2011 op naam van de Fiscale Eenheid [X1] BV en [Y1] BV CS bij de Belastingdienst ingediend. In deze aangifte is een bedrag van € 100.700,-- aan vooraftrek omzetbelasting opgenomen.
Op 16 mei 2012 heeft [Q] Holding BV voor de maanden mei tot en met december 2011 een nihilaangifte voor de omzetbelasting gedaan. Het aan [D1] BV in rekening gebrachte bedrag van € 100.700,-- aan omzetbelasting is dus niet aan de Belastingdienst afgedragen.
Oordeel van het hof
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne en komt tot de conclusie dat verdachte als regievoerder is opgetreden en feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk onjuist doen van een aangifte omzetbelasting als hierna bewezen is verklaard.
Uit het dossier blijkt dat verdachte reeds in februari 2011 getracht heeft om het pand aan de [a-straat] 36 te [J] van [K] te kopen. Die aankoop is toen echter niet doorgegaan.
Uit het dossier blijkt verder dat verdachte de beschikking had over kopieën van voornoemde (concept) koopovereenkomsten: een fotokopie van een (concept) koopcontract tussen [K] en [JJ] en een fotokopie van een (concept) koopovereenkomst tussen [U] BV / [M] en [N] , aangetroffen op het adres van [B1] BV . [X1] BV is enig aandeelhouder van deze BV. Daarnaast zijn op het zakelijk adres van [D1] BV kladaantekeningen aangetroffen waar bovenaan is geschreven ‘29 maart 11 [J] ’ en waarop onder meer voornoemde tussenstappen zijn geschetst. Alle tussenstappen zijn conform de schets uitgevoerd.
[JJ] heeft verklaard dat verdachte hem heeft gezegd dat ze (verdachte en [JJ] ) het project [a-straat] 36 te [J] gezamenlijk zouden gaan uitvoeren en dat [JJ] na afloop 10% zou ontvangen van de opbrengst van het project. Volgens [JJ] is het pand aan de [a-straat] 36 te [J] gesloopt door sloopbedrijf [T] en zijn de kosten betaald door verdachte. In het dossier bevinden zich diverse e-mailberichten waarin verdachte door [JJ] wordt geïnformeerd over de sloopwerkzaamheden.
Bij [T] sloopwerken & asbest zijn ter zake van de sloop twee dagrapporten met urenregistratie aangetroffen. Volgens deze dagrapporten zijn de sloopwerkzaamheden aangevangen op 26 september 2011 en voortijdig gestopt op 4 november 2011. [V ] , een medewerker van dit sloopbedrijf heeft verklaard dat de sloop van de opstallen op 22 september 2011 is begonnen en dat die sloop op 4 november 2011 is stilgelegd. Daarnaast heeft [S] , mede-eigenaar en directeur van [T] sloopwerken & asbest verklaard dat er rond 30 september nog veel sloopwerk moest gebeuren. De rechtbank leidt hieruit af dat zich op 30 september 2011 nog immer opstallen aanwezig waren aan de [a-straat] 36 te [J] .
[N] heeft verklaard dat hij het pand aan de [a-straat] 36 te [J] zonder omzetbelasting aan verdachte heeft verkocht en dus níet aan [Q] Holding BV. Hij heeft voor de verkoop een machtiging afgegeven en verdachte heeft volgens [N] de verkoop van het pand verder geregeld via notaris [O] .
[R] , middellijk bestuurder van [Q] Holding BV, heeft verklaard niets te weten van de aankoop door [Q] Holding BV van het pand aan de [a-straat] 36 te [J] . In die BV zouden géén activiteiten hebben plaatsgevonden. [R] heeft wel eens machtigingen afgegeven tegen betaling en dat zou volgens hem ook in dit geval kunnen zijn gebeurd. Hij zou als katvanger zijn gebruikt.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat verdachte op de achtergrond de regie heeft gevoerd bij de verschillende aan- en verkopen van het pand aan de [a-straat] 36 te [J] , uitmondend in de verkoop door [Q] Holding BV aan [D1] BV voor een bedrag van € 530.000,--, te vermeerderen met € 100.700,-- aan omzetbelasting, waarbij [D1] BV die € 100.700,-- in vooraftrek heeft gebracht en [Q] Holding BV dat bedrag niet heeft afgedragen aan de Belastingdienst.”