Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
; “dat namelijk onderlinge verschillen op dat gebied de mededinging kunnen vervalsen, het vrij verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt kunnen aantasten en tot verschillen kunnen leiden in
“Overwegende dat een uniforme verjaringstermijn voor de vordering tot vergoeding van de veroorzaakte schade in het belang van zowel de gelaedeerde als de producent is. Overwegende dat de produkten in de loop der tijd aan slijtage onderhevig zijn, dat er strengere veiligheidsnormen worden ontwikkeld en dat de wetenschappelijke en technische kennis vooruitgaat; dat het derhalve onbillijk zou zijn de producent aansprakelijk te stellen voor gebreken van zijn produkt zonder tijdsbeperking; dat zijn aansprakelijkheid derhalve na een redelijke termijn moet ophouden, met dien verstande evenwel dat een aanhangige rechtsvordering onverlet blijft.”
“... dat de keuze om in de door de richtlijn vastgestelde wettelijke regeling de last van de aansprakelijkheid voor schade die door producten met gebreken werd veroorzaakt in principe op de producent te leggen, en uitsluitend in bepaalde welomschreven gevallen op de invoerder en de leverancier, werd gemaakt ná afweging van de respectieve rollen van de verschillende marktdeelnemers in de productie- en verhandelingsketens. (…) regelen de artikelen 1 en 3 van de richtlijn dus niet enkel de aansprakelijkheid van de producent van een product met gebreken, maar bepalen zij wie van de beroepsmatig handelende personen die hebben deelgenomen aan het productie- en verhandelingsproces, de door de richtlijn ingevoerde aansprakelijkheid zal moeten dragen.”
“Gelet op deze overwegingen moet een product worden beschouwd als in het verkeer gebracht in de zin van artikel 11 van de richtlijn, wanneer het het productieproces van de producent heeft verlaten en is opgenomen in een verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie.
“18. Met zijn tweede vraag, die eerst moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de aansprakelijkheid van een dienstverrichter die in het kader van een dienstverrichting, zoals de zorgverstrekking in een ziekenhuisomgeving, toestellen of producten met gebreken gebruikt en daardoor schade veroorzaakt aan de dienstontvanger, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 85/374 valt, zodat deze richtlijn zich verzet tegen het bestaan van een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die voorziet in de aansprakelijkheid van een dergelijke dienstverrichter voor de daardoor veroorzaakte schade, zelfs bij ontbreken van een onrechtmatige daad van zijn kant. (…)
door de producent.
: “104.Hoewel volgens de opzet van de richtlijn alle bij het productieproces betrokken producenten jegens de consument hoofdelijk aansprakelijk zijn, in geval van een gebrekkig eindproduct, moet de in artikel 11 van richtlijn 85/374 opgenomen verjaringstermijn [de vervaltermijn van artikel 6:191 lid 2 BW, toev. hof] in principe voor iedere betrokken producent afzonderlijk worden vastgesteld.
: “29. Alvorens deze vraag te bespreken, herinner ik eraan dat de richtlijn een evenwicht wil scheppen tussen de belangen van de consument en die van de producent. Met dit evenwicht moet rekening worden gehouden bij de uitlegging van de woorden „in het verkeer gebracht”. Enerzijds beoogt de richtlijn de consument te beschermen door te bepalen dat de producent wettelijk aansprakelijk is wanneer schade wordt veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Anderzijds wordt de aansprakelijkheid van de producent in de tijd beperkt en vervalt zij tien jaar na de datum waarop het product in het verkeer is gebracht. Artikel 11 is dus geschreven in het belang van de producent. De duur van de beperking wordt hoofdzakelijk gerechtvaardigd door het feit dat wettelijke aansprakelijkheid een zwaardere last legt op de producent dan aansprakelijkheid op basis van de traditionele stelsels van contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid. Om technologische innovatie niet te ontmoedigen en verzekeringsdekking mogelijk te maken werd het nodig geacht om de wettelijke aansprakelijkheid in tijd te beperken.
.Het beroep op de toepassing van de omkeringsregel heeft de rechtbank verworpen; tegen dit laatste oordeel (de omkeringsregel behelst overigens geen omkering van de bewijslast zoals [geïntimeerde] meent) heeft [geïntimeerde] geen grieven aangevoerd. De bewijsaanbiedingen van [geïntimeerde] (memorie van antwoord 79 e.v.) zijn in dit stadium van de procedure in hoger beroep prematuur nu de rechtbank nog niet is toegekomen aan enige bewijsopdracht en/of bewijsaanbiedingen van [geïntimeerde] heeft gepasseerd.