Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep. De betrokkene had op 31 oktober 2018, de laatste dag van de beroepstermijn, zelf een beroepschrift ingediend tegen een beschikking van de rechtbank van 31 juli 2018. Dit beroepschrift was echter niet door een advocaat ingediend, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Het hof heeft de betrokkene de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen. Op 7 februari 2019, vlak voor het verstrijken van de verlengde hersteltermijn, heeft de advocaat mr. D.J. Kap een nieuw beroepschrift ingediend. Dit beroepschrift bleek echter niet gelijkluidend aan het oorspronkelijk ingediende beroepschrift.
Het hof heeft vervolgens de belanghebbenden in de zaak gevraagd om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De advocaat van een van de verweersters, mr. M. Mook, heeft aangegeven dat het nieuwe beroepschrift niet gelijkluidend is aan het oorspronkelijke beroepschrift, waardoor het verzuim niet is hersteld. De andere belanghebbenden hebben geen reactie gegeven. Uiteindelijk hebben alle belanghebbenden aangegeven dat de geplande zitting op 7 november 2019 niet nodig was en dat de zaak op basis van de stukken kon worden afgedaan.
Het hof heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 281 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat indien een verzoekschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, de verzoeker de gelegenheid krijgt om dit verzuim te herstellen. Aangezien het verzuim niet op de juiste wijze is hersteld, heeft het hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.