Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellanten] c.s.,
1.Huurdersvereniging Patrimonium Beijum,
de huurdersverenigingen c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Ritzen/Hoekstra)). Misbruik van de bevoegdheid om een uitspraak ten uitvoer te leggen kan ook worden aangenomen buiten de in het arrest Ritzen/Hoekstra door de Hoge Raad genoemde voorbeelden, waartoe ook in een executiekortgeding steeds een afzonderlijke belangenafweging moet worden gemaakt als bedoeld in artikel 3:13 lid 2 BW (vgl. recent de conclusie van 14 juni 2019 van de AG in de zaak, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:PHR:2019:666).
Van der Valk / Eilandgebied Curaçao) (ECLI:NL:HR:2002:AE9400):
Tepea/Wilkes)), namelijk op de dag van de uitspraak. Hieruit volgt dat in de beoordeling of dwangsommen verbeurd zijn, betrokken dient te worden in hoeverre van de veroordeelde kon worden gevergd al direct na de uitspraak zodanige handelingen te verrichten dan wel na te laten om (tijdig) aan de uitspraak te kunnen voldoen.
de volledige administratie van de GWHP’ waarna de veroordeling vervolgt met ‘
alsmede alle bankpassen en overige zaken en bescheiden die benodigd zijn ten behoeve bam het verkrijgen van inzicht in en verrichten van bancaire transacties’. Die tekst biedt geen ruimte voor de door [appellanten] c.s. gestelde uitleg nu de veroordeling veronderstelt dat [appellanten] c.s. volledig moeten zijn in wat zij aan administratie van de GWHP moeten afgeven. Die uitleg ligt te minder voor de hand omdat in de beschikking is verwoord dat [appellanten] c.s. (reeds lang) geen bestuurslid meer zijn van de GWHP, dat zij geen belang meer hebben bij de voornoemde zaken en bescheiden en dat zij een en ander moeten afgeven aan mr. Janssen, die bij de beschikking tot adviseur van het nieuw te vormen bestuur van de GWHP is benoemd. Het gaat er aldus om dat alle administratie van de GWHP wordt overgedragen van de niet meer in functie zijnde bestuursleden aan het nieuwe bestuur. Een beperkte uitleg van de veroordeling als door [appellanten] c.s. voorgestaan, zou daarmee in de weg staan aan het bereiken van het met die veroordeling beoogde doel. In zoverre faalt
grief 1.
grief 1.
grieven 2. en 3.betogen [appellanten] c.s. dat de huurdersverenigingen geen belang hebben bij het invorderen van dwangsommen en misbruik maken van hun executiebevoegdheid. Mede gelet op het voorgaande hebben de huurdersverenigingen voldoende belang bij het invorderen van dwangsommen en is van misbruik van hun executiebevoegdheid geen sprake. Daarmee falen deze grieven.
grief 4.