Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd leidt het hof af dat de onderhandelingen over de (gevolgen van de) beëindiging van de arbeidsovereenkomst als volgt zijn verlopen.
Beide partijen hebben tot uitgangspunt genomen dat voor [appellant] geen vervangende functie voor handen was, zodat de onderhandelingen zich hebben toegespitst op de financiële gevolgen van de beëindiging van het dienstverband. Tussen partijen is niet in geschil dat bij aanvang van de onderhandelingen de Wachtgeldregeling aan de orde is gekomen. Uit een e-mailbericht van HRM manager [F] van 16 december 2011 aan [appellant] blijkt dat VNN navraag heeft gedaan over de duur van het wachtgeld en dat het door [appellant] ingenomen standpunt daarover juist bleek te zijn. In die e-mail is aangekondigd dat VNN een nieuwe berekening zal maken, maar die berekening is niet overgelegd en evenmin is toegelicht wat die berekening inhield. In ieder geval blijkt uit die e-mail dat beide partijen al bij aanvang van de onderhandelingen zich ervan bewust waren dat [appellant] aanspraak kon maken op de Wachtgeldregeling en dat zij niet meer over de duur van de wachtgelduitkering van mening verschilden indien [appellant] daar een beroep op zou doen.
[appellant] heeft het e-mailbericht van [F] kort daarna naar zijn advocaat doorgeleid, zodat [appellant] vanaf de aanvang van de onderhandelingen rechtskundige bijstand had en zijn advocaat van de inhoud van de (voortgang van de) onderhandelingen op hoogte werd, althans kon worden, gehouden.
Partijen hebben vervolgens onderhandeld over een aan [appellant] uit te betalen bedrag ineens. In de onderhandelingen heeft [appellant] het standpunt ingenomen dat het te betalen bedrag hem volledig diende schadeloos te stellen voor de periode vanaf de datum van ontslag tot zijn pensioengerechtigde leeftijd, zodat [appellant] vergoeding wilde van het gemis aan inkomsten, pensioenschade en de kosten voor door hem ingeschakelde deskundigen. In de onderhandelingen heeft [appellant] bij brief van 10 februari 2012 een overzicht ingebracht waarin die schade is berekend op het bedrag van € 738.362,95. In de berekening heeft [appellant] op het resterend inkomen vanaf 1 april 2012 tot zijn pensioen in mindering gebracht de te verwachten WW uitkering over 14 maanden en het flexpensioen over 5 jaar. In de berekening is geen wachtgeld op het resterend inkomen in mindering gebracht. In de begeleidende brief heeft [appellant] ook niet opgemerkt dat dit nog zou moeten gebeuren. Uit deze opstelling kon VNN afleiden, hetgeen zij stelt ook te hebben gedaan, dat [appellant] onderhandelde over een afkoopsom, waarbij afstand werd gedaan van het wachtgeld. Het hof weegt daarin mee dat [appellant] ook niet (behoorlijk) heeft toegelicht dat hij met zijn voorstel voor ogen had dat naast een vergoeding van de door hem berekende schade van
€ 738.362,95, waarin zijn verlies aan inkomen volledig werd gecompenseerd, ook wachtgeld aan hem zou moeten worden uitbetaald.
VNN heeft het voorstel van [appellant] afgewezen. Na enige tijd heeft VNN in een gesprek op 24 april 2012 aan [appellant] laten weten bereid te zijn een vergoeding volgens de kantonrechtersformule te betalen. Hierop heeft de advocaat van VNN bij brief van
22 mei 2012 een vergoeding van € 320.432,- bruto aangeboden en een tegemoetkoming in de kosten van juridische bijstand. De vergoeding was gebaseerd op de toen geldende kantonrechtersformule waarbij de factor C op 1 is gesteld. In dit voorstel is geen onderscheid gemaakt tussen een vergoeding waarbij [appellant] zijn aanspraak op wachtgeld zou behouden en een vergoeding waarbij [appellant] van zijn aanspraak op wachtgeld afstand deed.