Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Bouwbedrijf [appellant],
[appellant],
VM Vastgoed,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, is het hoger beroep van Bouwbedrijf [appellant] op 16 oktober 2018 behandeld. Het hof heeft in vervolg op een eerder tussenarrest van 24 juli 2018 de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Dit betekent dat de appellant niet in zijn verzoek om hoger beroep kan worden ontvangen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. Koenders, was in eerste aanleg gedaagde in conventie en eiser in voorwaardelijke reconventie. De geïntimeerde, VM Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.J.M. Bruens, was in eerste aanleg eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie.
Het hof heeft vastgesteld dat VM Vastgoed op de rol van 21 augustus 2018 heeft aangegeven af te zien van het instellen van incidenteel appel en heeft verzocht om het eindarrest te wijzen. Gezien de niet-ontvankelijk verklaring van de appellant in het hoger beroep, heeft VM Vastgoed geen belang meer bij een afzonderlijke beslissing in het incident, waardoor die vordering is afgewezen. De appellant is veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 726,- aan verschotten en € 1.074,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en het hof heeft de beslissing genomen in het openbaar, wat gebruikelijk is in civiele zaken. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden en gevolgen van niet-ontvankelijkheid in hoger beroep verduidelijkt.