Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [de minderjarige1]. De moeder was tot 23 maart 2016 alleen belast met het gezag, maar na een gezamenlijke periode met de vader, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2017 besloten het gezag van beide ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd te benoemen. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij twee grieven heeft ingediend. De moeder betoogde dat de GI niet in staat is om de voogdij op een goede manier uit te voeren en verzocht om het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R) als nieuwe voogd aan te stellen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de langdurige ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en de stabiliteit die de pleegmoeder biedt. Het hof heeft overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de moeder, ondanks de beëindiging van het gezag, een belangrijke rol blijft spelen in het leven van [de minderjarige1]. De moeder heeft zorgen geuit over haar betrokkenheid na de beëindiging van het gezag, maar het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is voor de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van het kind.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag van de moeder over [de minderjarige1] is beëindigd en de GI als voogd is benoemd. Het hof heeft benadrukt dat alle betrokkenen, inclusief de moeder, moeten samenwerken om de belangen van [de minderjarige1] te waarborgen en dat de moeder recht heeft op informatie en contact met haar kind, zolang dit in het belang van [de minderjarige1] is.