Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarbij de moeder van een minderjarige, [naam kind], niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling (GI) niet tijdig was gegeven. De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het gezag over [naam kind], die op [geboortedatum] is geboren. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder verzocht de GI om een schriftelijke aanwijzing voor omgang met [naam kind], maar ontving hierop geen tijdige reactie. In de bestreden beschikking werd de moeder niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gezinsvoogd had toegezegd spoedig een schriftelijke aanwijzing te geven.
Het hof oordeelt dat de kinderrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat de moeder geen belang meer heeft bij een beslissing. Het hof stelt vast dat de moeder wel degelijk belang heeft bij een toetsing van het achterwege blijven van een beslissing, gezien haar recht op eerbiediging van het gezinsleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM. Het hof concludeert dat de kinderrechter de moeder niet-ontvankelijk had moeten verklaren op andere gronden dan in de bestreden beschikking is gedaan. Desondanks bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter, omdat deze na inhoudelijke beoordeling ook op andere gronden niet-ontvankelijk is verklaard.