Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2017, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een kantoorvilla gelegen aan [a-straat] 9 te [Z], vastgesteld op € 911.000 per waardepeildatum 1 januari 2015. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde in hoger beroep een waarde voor van € 499.000. Tijdens de zittingen werd de tenaamstelling van de beschikking en de aanslag besproken, waarbij het Hof concludeerde dat deze tenaamstelling geen gevolgen zou hebben voor de uitspraak, omdat deze voor belanghebbende bestemd was.
Het Hof beoordeelde de waarde van de onroerende zaak op basis van de Wet WOZ en de door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapporten. De heffingsambtenaar had de waarde onderbouwd met verkoopcijfers van vergelijkbare kantoorpanden en een taxatierapport van taxateur [D]. Het Hof oordeelde dat de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde van € 911.000 voldoende onderbouwd was en dat de door belanghebbende voorgestane waarde niet aannemelijk was gemaakt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en gelastte de griffier om het teveel betaalde griffierecht aan belanghebbende terug te betalen. De uitspraak werd gedaan op 18 september 2018.