ECLI:NL:HR:1998:AA2356

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 augustus 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Bellaart
  • M. van der Putt-Lauwers
  • J. Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en rechtsgeldigheid tenaamstelling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 juli 1997, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-00-BB, berekend over de periode van 28 oktober 1995 tot en met 27 januari 1996, met een totaalbedrag van f 97,-- aan enkelvoudige belasting en f 97,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, zonder kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

In cassatie heeft belanghebbende de uitspraak van het Hof bestreden. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden, maar zich voor de proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat een onjuiste tenaamstelling van een aanslagbiljet in het algemeen niet leidt tot een belastingverplichting, tenzij de onvolkomenheid zo gering is dat er geen misverstand kan bestaan over de bestemming van het biljet. In dit geval was de tenaamstelling van de naheffingsaanslag niet correct, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit geen onjuiste rechtsopvatting van het Hof opleverde.

De overige klachten van belanghebbende werden eveneens verworpen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is op 31 augustus 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, samen met de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Meij, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 juli 1997 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-00-BB een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 28 oktober 1995 tot en met 27 januari 1996, ten bedrage van f 97,-- aan enkelvoudige belasting en f 97,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden, doch zich voor de proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft terecht vooropgesteld: dat een onjuiste tenaamstelling van een aanslagbiljet in het algemeen niet kan leiden tot een belastingverplichting; dat deze regel uitzondering leidt indien de tenaamstelling een zodanig geringe onvolkomenheid bevat, dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie het door de Belastingdienst toegezonden biljet is bestemd. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat een uitzondering als vorenbedoeld - de aan belanghebbende ter zake van het door haar gehouden motorrijtuig toegezonden rekening en naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting vermeldden de naam van belanghebbende zonder umlaut in plaats van met umlaut - zich in casu voordoet. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Belanghebbendes klacht, dat het Hof het Besluit standaardschrijfwijze persoonsgegevens (Stcrt. 1992, 176) ten onrechte niet heeft toegepast, kan mitsdien niet tot cassatie leiden.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 31 augustus 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.