ECLI:NL:GHARL:2018:8164

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
TBS P18/0086
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na voorlopige hechtenis en beoordeling van recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, die op 22 februari 2018 de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in Turkije in 1971, was in voorlopige hechtenis genomen na een incident op 5 november 2017 en verblijft sindsdien in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Tijdens de zitting op 28 juni 2018 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, zijn standpunt toegelicht. De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de vordering tot verlenging, terwijl het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door advocaat-generaal mr. A. de Vries, de voortzetting van de maatregel bepleitte, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak van intensieve zorg.

Het hof oordeelde dat de huidige terbeschikkingstelling geen belemmering vormt voor de strafrechter in de nieuwe strafzaak om opnieuw een terbeschikkingstelling op te leggen. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden, en oordeelde dat de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de stoornis en het gebrek aan ziektebesef bij de terbeschikkinggestelde. Het hof wees het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden af, omdat de voortgang van de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling niet afhankelijk kan zijn van de uitkomst van de nieuwe strafzaak. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

TBS P18/0086
Beslissing d.d. 12 juli 2018
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1971] ,
thans verblijvende in het [detentieadres] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 februari 2018, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 27 februari 2018;
- het proces-verbaal van de pro forma terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 8 mei 2018, betreffende de tegen de terbeschikkinggestelde aanhangige nieuwe strafzaak (parketnummer 05/74053-17) onder meer inhoudende dat de volgende pro forma behandeling op 24 juli 2018 zal plaatsvinden;
- een e-mailbericht van de advocaat-generaal van 26 juni 2018, onder meer inhoudende dat de inhoudelijke behandeling van de tegen de terbeschikkinggestelde aanhangige strafzaak (parketnummer 05/74053-17) zal plaatsvinden op 23 oktober 2018 bij rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen.
Het hof heeft ter zitting van 28 juni 2018 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. A. de Vries.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Na het incident op 5 november 2017 is de terbeschikkinggestelde in voorlopige hechtenis genomen en in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Zaanstad geplaatst. Op dit moment verblijft hij ter observatie in het [detentieadres] in verband met de nieuwe strafzaak. Om de strafrechter in de aanhangige strafzaak de ruimte te bieden om, indien noodzakelijk, wederom een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen, heeft de raadsvrouw primair afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling van de zaak aan te houden tot aan de uitspraak van de rechtbank Gelderland in die nieuwe strafzaak teneinde de inhoud van de rapportage van het [detentieadres] en het vonnis van de rechtbank bij de beslissing van het hof te betrekken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gelet op de ernst van de stoornis, het gegeven dat het recidivegevaar bij een eventuele beëindiging van de verpleging van overheidswege als hoog wordt ingeschat, en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog zeer intensieve zorg en begeleiding nodig heeft, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. De terbeschikkinggestelde heeft geen ziektebesef en -inzicht. De verwachting is dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij de verlenging met een jaar. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen aanhouding van de behandeling van het hoger beroep in afwachting van de inhoud van het rapport van het [detentieadres] en de uitkomst van de lopende strafzaak. De te nemen beslissing in de onderhavige verlengingsprocedure staat los daarvan. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Nieuwe strafzaak
Anders dan de raadvrouw heeft betoogd vormt de huidige maatregel van terbeschikkingstelling geen belemmering voor de strafrechter in de nieuwe
strafzaak om, indien hij dat noodzakelijk acht, wederom de maatregel op te leggen. Ingevolge artikel 38l, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) komt de thans lopende maatregel van terbeschikkingstelling te vervallen op het moment van het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij dezelfde persoon wederom ter beschikking wordt gesteld.
Afwijzen verzoek
De terbeschikkinggestelde is op 5 november 2017 aangehouden als verdachte van een nieuw ernstig geweldsdelict en in verzekering gesteld. Sindsdien bevindt hij zich in voorlopige hechtenis in de nieuwe strafzaak. Ingevolge artikel 38f, eerste lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering, voor zover hier van belang, loopt de termijn van de terbeschikkingstelling niet gedurende de tijd dat de terbeschikkinggestelde die van overheidswege wordt verpleegd, uit anderen hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Dit brengt in dit geval mee dat de termijn van de terbeschikkinggestelde op 5 november 2017 is opgeschort. De vordering van de officier van justitie, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar, is op 27 oktober 2017, derhalve vóór de vrijheidsbeneming in de nieuwe strafzaak, ingediend.
De opschorting van de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling ontslaat het hof niet van de opdracht om spoedig te beslissen op het hoger beroep naar aanleiding van de ingediende vordering (vgl ECLI:NL:GHARL:2017:5857). Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, EVRM stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de (appel)rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Ingevolge artikel 509x van het Wetboek van Strafvordering dient het hof zo spoedig mogelijk op het beroep te beslissen en ingevolge artikel 5 EVRM spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily"). Het hof heeft daarom de opdracht om spoedig te beslissen op de vordering tot verlenging van de maatregel. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de uitkomst van de strafzaak - gegeven de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie - nog lange tijd, mogelijk jaren kan duren. Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het hoger beroep. Het hof zal daarom het verzoek om de behandeling van het hoger beroep aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek in het [detentieadres] dan wel de uitspraak in de lopende strafzaak afwijzen.
Indexdelict
Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 augustus 2014 is de terbeschikkinggestelde veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ter zake van doodslag. Dit betreft een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Bevestiging met aanvulling van gronden
Het hof is onder aanvulling van gronden als hiervoor weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikking-stelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het aanhouden van de behandeling van het hoger beroep in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek in het [detentieadres] dan wel de uitkomst van de lopende strafzaak tegen de terbeschikkinggestelde;
Bevestigtmet aanvulling als voormeld de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 februari 2018 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. W.L.J.M. Duijst-Heesters als raadsheren,
en drs. A. Vissers en dr. P.K.J. Ronhaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 12 juli 2018 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.