Uitspraak
BAT,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
BNB1954, 184 en 2 december 1955,
NJ1956, 161. Voor een ander oordeel zou reden kunnen zijn indien het zou gaan om een incidentele, niet-verplichte uitkering van de kant van de werkgever en de bonus meer het karakter zou hebben van een gratificatie. Naar ’s hofs oordeel is daarvan in dit geval echter geen sprake. De jaarlijkse toekenning van de bonus vanaf 2006 geeft aan dat het om een structureel loonbestanddeel gaat en ook de beëindigingsovereenkomst - waarin is overeengekomen dat ook over de periode na het sluiten van deze overeenkomst tot de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst een bonus verschuldigd is - wijst daarop. Dat in de jaarlijkse brieven waarin de hoogte van de bonus werd meegedeeld een frase gelijk geciteerd onder 3.3 voorkwam, is onvoldoende voor een ander oordeel. Het hof oordeelt dat ook dat de aan [geïntimeerde] verleende bonus onder het normale loonbegrip van artikel 7:610 BW valt en daarmee ook onder het bereik van artikel 7:641 lid 1 BW.
a contrarioeen winstdeling die in een losser verband staat met de persoonlijke verrichtingen - maar nog wel steeds aan de arbeidsovereenkomst als zodanig is verbonden - tijdens vakantie niet behoeft te worden doorbetaald.
VI, VII en VIIItreffen dan ook geen doel.
NJ1954, 242 is bepaald dat onder loon moet worden verstaan de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd ter zake van de bedongen arbeid. Naar dat arrest is ook in latere uitspraken verwezen (bijv. HR 12 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3681). Het werkgeversdeel van de pensioenpremie die voldaan wordt aan het bedrijfspensioenfonds van BAT, is een betaling aan een derde en is geen vergoeding die die de werkgever aan de werknemers is verschuldigd. De werknemer heeft er wel recht op dat deze bijdrage wordt voldaan, maar heeft niet zelf recht op dit bedrag en kan het dan ook niet zelf voor andere doeleinden aanwenden. In lijn met deze gedachtegang viel het werkgeversdeel destijds niet onder het in aanmerking te nemen loon bij de berekening van de ontslagvergoedingen op basis van de kantonrechtersformule en thans evenmin onder de definitie van loon in het besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Dit hof heeft bij arrest van 26 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3412 eerder beslist dat het werkgeversdeel pensioenbijdrage niet onder het vakantieloon valt.
I tot en met Vzijn terecht voorgedragen.