In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kosten van een dwangbevel dat aan belanghebbende was opgelegd door de Ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 1997, waarbij belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de aanmaningskosten die door de Ontvanger in rekening waren gebracht. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Ontvanger ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 24 juli 2018 werd duidelijk dat de Ontvanger het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningskosten niet had onderkend. Het Hof oordeelde dat het geschrift van belanghebbende van 17 januari 2013, waarin hij om vermindering van de aanmaningskosten vroeg, redelijkerwijs als een bezwaarschrift kon worden opgevat. Het Hof concludeerde dat de Ontvanger ten onrechte het dwangbevel had uitgevaardigd en de kosten in rekening had gebracht, omdat er een bezwaar was ingediend.
Het Hof vernietigde de beschikking inzake de kosten van het dwangbevel en verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond. Tevens werd de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.503. De uitspraak is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.