Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek,
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief I), ten onrechte niet bewezen geacht dat sprake is van een huurachterstand (
grief II), ten onrechte geoordeeld dat de huurovereenkomst door [appellant] niet is ontbonden of beëindigd (
grief III) en ten onrechte niet bewezen geacht dat er een verband is tussen de overlast en de huurovereenkomst en dat de vordering op deze gronden niet slaagt (
grief IV). De grieven lenen zich, rekening houdend met door [geïntimeerde] in eerste aanleg gevoerde verweren, voor gezamenlijke beoordeling.
grief IIIoverweegt het hof dat deze berust op een onjuiste lezing van rechtsoverweging 4.5 van het vonnis van 6 januari 2017. De voorzieningenrechter heeft immers niet geoordeeld dat [appellant] de huurovereenkomst niet heeft ontbonden of beëindigd, maar geoordeeld dat de enkele opzegging van de huurovereenkomst deze niet doet eindigen, en dat gezien het door [geïntimeerde] gemaakte bezwaar daartegen door [appellant] een procedure tot beëindiging van de huurovereenkomst moet worden gestart om op de in de wet gegeven gronden tot beëindiging van de huurovereenkomst te komen.
€ 6.264,71. Daarbij heeft [appellant] onder verwijzing naar een kopie van een afschrift van zijn bankrekening gemotiveerd betwist dat hij een door [geïntimeerde] in eerste aanleg gestelde betaling van een bedrag van € 1.740,- heeft ontvangen. Volgens dat bankafschrift betreft het een betaling van € 1,40,-. Het hof houdt het er gezien dat bankafschrift en bij gebreke van nadere onderbouwing van de zijde van [geïntimeerde] voor dat hij geen betaling van een bedrag van € 1.740,- heeft verricht. Het hof gaat er wel van uit dat de in eerste aanleg door [geïntimeerde] gestelde betalingen in mei 2017 en juni 2017 van elk € 580,- – zoals genoemd in rechtsoverweging 4.11 van het vonnis waarvan beroep – door [appellant] zijn ontvangen, nu hij de ontvangst van deze bedragen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Een aldus nader berekende huurachterstand van € 5.104,71, die betrekking heeft op een periode van meer dan drie maanden, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof in een bodemzaak ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
grieven I en II.
grief IV.