Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Woonstichting,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 3 augustus 2016;
- de memorie van grieven (met één productie);
- de memorie van antwoord (met producties).
3.De vaststaande feiten
7.3 Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt Hieronder wordt onder meer verstaan dat huurder:• de eventuele tot het gehuurde behorende tuin als sier- of moestuin dient te onderhouden en te gebruiken en deze niet mag gebruiken voor opslag en/of stalling van caravans, boten, auto's, handelswaren, afval, gevaarlijke of milieubelastende zaken en andere zaken van welke aard dan ook;(…)• het niet is toegestaan bedrijfsmatige activiteiten in (delen van) het gehuurde te ontplooien; een en ander behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder. Een verzoek tot toestemming dient schriftelijk door huurder te worden ingediend.
“Helaas hebben wij moeten vaststellen dat een eerder betalingsverzoek niet tot tijdige betaling heeft geleid. Zie ook onze brief van 14 april jl. Aangezien u zich niet aan de betalingsregeling houdt is die hiermee komen te vervallen. Op dit moment bedraagt de huurachterstand € 474,39. Wij sommeren u voor de laatste keer het bovenstaande bedrag binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief over te maken op ons bankrekeningnummer (…).”
“De fam. [appellant] tot 25 juli 2016 wonende aan de [a-straat] 41 te [A] is sinds april 2016 bekend in het Sociaal Team Weststellingwerf vanwege burenoverlast. (…)Woningstichting Weststellingwerf heeft de melding in het Sociaal Team gedaan, omdat het gezin niet meewerkend is om de problemen in de buurt op te lossen. (…)Er is in het Sociaal Team afgesproken dat Woningstichting Weststellingwerf de contacten met de fam. [appellant] blijft houden. Ook de signalen van de burenoverlast zijn als eerste verantwoordelijke door Woningstichting Weststellingwerf opgepakt. Begin mei 2016 kwam vanuit de Woningstichting het signaal naar het Sociaal Team dat de burenoverlast is verergerd en er nu ook bedreigingen zijn. De politie en de coördinator van het Sociaal Team zijn toen gezamenlijk met Woningstichting Weststellingwerf gesprekken gestart. Er zijn op2 mei 2016 met 2 buren (aparte woonadressen) veiligheidsafspraken gemaakt. Daarin zijn afspraken gemaakt over het bellen van de politie wanneer er overlast is. Ook is er afgesproken hoe te reageren als er overlast of bedreigingen zijn. Ook zijn vanuit veiligheidsoverwegingen afspraken gemaakt om even uit de situatie te gaan. Daarnaast heeft Woningstichting apart met nog een andere buurtbewoner schriftelijk en telefonisch contact gehouden. Deze bewoner wilde om persoonlijke redenen alleen in contact met Woningstichting Weststellingwerf.
“Verslag [appellant]
4.De procedure in eerste aanleg
5.De bespreking van de grieven
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat aan de zijde van [appellant] sprake is van een dusdanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Volgens [appellant] is sprake van een burenruzie tussen hem en [B] en legt Woningstichting de schuld van het conflict ten onrechte geheel bij hem. Woningstichting is ten onrechte (alleen) tegen hem opgetreden en niet (ook) tegen [B] . Er zijn geen aanwijzingen dat het woongenot van andere buren wordt geschaad. [appellant] verwijst naar een schriftelijke verklaring van [D] , inhoudende dat zij geen enkele klacht heeft over [appellant] , maar in het verleden wel veel last heeft gehad van harde muziek uit de garage van [B] .
Daarmee heeft [appellant] miskend dat niet hij, maar Woningstichting, eigenaar is van de woning, dat ten aanzien van het gebruik van de woning (en de tuin) door hem als huurder regels van toepassing zijn, dat Woningstichting deze regels dient te controleren en haar huurders erop mag (en onder omstandigheden zelfs: moet) aanspreken dat zij zich aan deze regels houden.
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vorderingen van Woningstichting in kort geding toewijsbaar zijn. Volgens hem ontbreekt een voldoende spoedeisend belang en valt niet in te zien waarom, gelet op de aard van de klachten van [B] en het ontbreken van klachten van anderen dan [B] , het oordeel in de bodemzaak, die overigens nog niet aanhangig is gemaakt, niet kan worden afgewacht.