In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardebeschikking van een onroerende zaak in de gemeente Bedum. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 186.000, maar na bezwaar werd deze verlaagd naar € 174.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, stelde dat de heffingsambtenaar geen rekening had gehouden met aardbevingsschade die de woning had opgelopen. De rechtbank Noord-Nederland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de heffingsambtenaar onrechtmatig had gehandeld door deze schade niet mee te nemen in de waardebepaling, en had de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.
In hoger beroep bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet de normale zorgvuldigheid had betracht bij het vaststellen van de WOZ-waarde, aangezien hij op de hoogte was van de aardbeving en de daaruit voortvloeiende schade. Het Hof benadrukte dat de heffingsambtenaar zijn onderzoeksplicht niet was nagekomen en dat de kosten van het bezwaar door de heffingsambtenaar vergoed moesten worden. De belanghebbende had recht op een vergoeding van € 1.002 voor de proceskosten in het hoger beroep, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. De beslissing van het Hof houdt in dat de heffingsambtenaar verantwoordelijk is voor de onrechtmatigheid en de daaruit voortvloeiende kosten.