In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de crisisheffing die is geheven over het loon, inclusief aandelenoptierechten, van belanghebbende in de jaren 2013 en 2014. Belanghebbende heeft in 2013 een bedrag van € 6.979.733 aan loonheffing afgedragen en in 2014 € 11.186.083. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze afdrachten ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de wettelijke basis voor de crisisheffing ontbreekt en dat de heffing in strijd is met verschillende internationale verdragen. Het Hof oordeelt dat de heffing terecht is toegepast, omdat het loon waarover in 2013 belasting is geheven, terecht als genoten loon op 31 maart 2014 is aangemerkt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van belanghebbende af. De beslissing houdt in dat de crisisheffing op de uitgekeerde aandelenoptierechten correct is toegepast en dat er geen sprake is van een individuele buitensporige last voor belanghebbende.