2.3.2Beschouwing
Gedurende het boekenonderzoek is het bestaan van fiscale eenheden uitgebreid aan de orde geweest.
Tijdens het inleidend gesprek op 25 januari 2013 waren alle partijen het erover eens dat er sprake was van drie fiscale eenheden:
De vennootschappen vallend onder de [L] . Dit is de tak waarin consultancyactiviteiten plaatsvinden. De activiteiten wijken af van de andere vennootschappen, waarin vastgoedactiviteiten plaatsvinden. Daarnaast is de leiding in handen van anderen dan de heer [F] die leiding geeft aan de vastgoedvennootschappen. Er ontbreekt dan ook organisatorische en economische verwevenheid met de overige vennootschappen. Dit onderdeel van de entiteit is niet in het boekenonderzoek betrokken.
De vennootschappen vallend onder [P] B.V. In deze vennootschappen wordt zakelijk vastgoed verhandeld, verhuurd en ge- en verbouwd. De dga de heer [F] heeft de dagelijkse leiding.
De vennootschappen vallend onder [C] B.V. In deze tak van de entiteit worden woningen verkocht, verhuurd en gebouwd. Ook hier heeft de heer [F] de dagelijkse leiding.
Uitgangspunt om de zakelijke en de particuliere vastgoed vennootschappen te splitsen was dat de zakelijke markt een andere markt is dan de particuliere markt. Ze bedienen dus niet dezelfde klantenkring. Bovendien verricht de ene groep niet hoofdzakelijk activiteiten voor de andere groep en er ook geen sprake van complementaire activiteiten. De conclusie is dan ook dat bij de vastgoedvennootschappen de woningen B.V.’s niet tezamen met de zakelijke vastgoed B.V.’s in één fiscale eenheid kunnen. Er is af en toe wel sprake van incidentele verkopen van panden tussen B.V.’s uit verschillende fiscale eenheden. Dat leidt echter niet tot economische verwevenheid, omdat die verwevenheid een duurzaam karakter moet hebben.
Per 1 februari 2013 zijn de beschikkingen afgegeven voor deze drie fiscale eenheden, omdat de heer [F] niet akkoord ging met een ingangsdatum in het verleden. Kort daarop maakt de heer [F] al bezwaar tegen de onder nummer drie genoemde fiscale eenheid. Dat bezwaar is afgewezen. De heer [F] is niet in beroep gegaan tegen die afwijzing.
Na de toezending van de conceptrapporten en bij de bespreking daarvan neemt de heer [F] een nieuw standpunt in: Alle vennootschappen uit de entiteit vormen tezamen één fiscale eenheid. Ik heb de heer [F] meermalen aangespoord deze nieuwe visie te onderbouwen en oude structuurschema’s aan te leveren ter onderbouwing. De gevraagde onderbouwing is niet verstrekt. Om die reden houd ik in de onderzochte periode geen rekening met fiscale eenheden.
De persoonlijke vennootschappen van de heer [F] en zijn echtgenote kunnen niet in een fiscale eenheid worden opgenomen, omdat de financiële verwevenheid ontbreekt. Zij bezitten beide geen meerderheid van de aandelen van de onderliggende vennootschappen. [E] BV bevindt zich in een bijzonder positie. Zij bezit 100% van de aandelen van de onderliggende vennootschappen. Zij verricht managementaken voor de onderliggende vennootschappen. Die werkzaamheden zijn echter voor geen van de drie gevormde fiscale eenheden zodanig overheersend dat ze opname in een fiscale eenheid rechtvaardigen.
De heer [F] heeft in het verleden niet gehandeld alsof sprake is van een fiscale eenheid. De omzetbelasting die door de vennootschappen in rekening is gebracht aan een vennootschap binnen hetzelfde concern, blijft in leder geval verschuldigd op grond van artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
Voor de vaststelling van de fiscale eenheden neemt de heer [F] niet steeds dezelfde standpunten in. Zijn standpunt is afhankelijk van de financiële voor- en nadelen en de risico's van aansprakelijkheid. Gelet op het voorgaande ga ik gedurende het controletijdvak niet uit van het bestaan van fiscale eenheden. Als de heer [F] zich er wel op beroept, zal hij zelf inzichtelijk moeten maken wat daarvan de fiscale gevolgen zijn.
(…)
7 Voorbelasting
Alle voorbelasting is verrekend. Alleen de voorbelasting die toe te rekenen is aan belaste prestaties komt voor aftrek in aanmerking.
In het jaar 2008 is dat de voorbelasting die is toe te rekenen aan de belaste verhuur en aan de belaste doorberekende kosten.
In de latere jaren gaat het alleen om voorbelasting die is toe te rekenen aan de belaste doorberekende kosten.
De verrekende voorbelasting kan in die jaren dan ook niet hoger zijn dan de omzetbelasting op doorberekende kosten.
(…)