ECLI:NL:GHARL:2018:5277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
17/00559 t/m 17/00562
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling waterklasse voor Zuiveringsheffing van zorginstelling met betrekking tot verpleeghuiszorg

In deze zaak gaat het om de indeling van de Vijverhof, een zorginstelling, in waterklasse 7 of 8 voor de Zuiveringsheffing. De heffingsambtenaar heeft de Vijverhof ingedeeld in waterklasse 8, terwijl de belanghebbende, de Vijverhof zelf, stelt dat het een verpleeghuis is en daarom in waterklasse 7 moet worden ingedeeld. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, maar de heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de Vijverhof voldoet aan de definitie van een verpleeghuis, omdat het langdurige, systematische en multidisciplinaire zorg biedt aan ouderen en chronisch zieken. De heffingsambtenaar heeft niet kunnen aantonen dat de zorgbehoefte van de bewoners is veranderd ten opzichte van de jaren zeventig en tachtig, en dat de Vijverhof niet meer als verpleeghuis kan worden aangemerkt. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de aanslagen Zuiveringsheffing voor de jaren 2013 tot en met 2016 verminderd naar die van waterklasse 7. De heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 17/00559 tot en met 17/00562
uitspraakdatum: 12 juni 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (BghU)(hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 april 2017, nummers UTR 16/3248, UTR 16/3249, UTR 16/3250 en UTR 16/3253, ECLI:NL:RBMNE:2017:2718, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
Stg [X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aanslagen Zuiveringsheffing bedrijven aan belanghebbende opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2016.
1.2.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij vier uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de heffingsambtenaar opgedragen binnen zes weken nieuwe uitspraken op bezwaar te doen op basis van indeling in waterklasse 7, de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De heffingsambtenaar heeft aanslagen Zuiveringsheffing bedrijven aan belanghebbende opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2016. De heffingsambtenaar heeft de locatie Vijverhof van belanghebbende daarbij ingedeeld in waterklasse 8.
2.2.
Op de website van belanghebbende staat de Vijverhof vermeld als een locatie voor kleinschalig groepswonen. De Vijverhof en het aldaar aangeboden kleinschalig groepswonen worden op de website van belanghebbende als volgt omschreven:

Vijverhof
Vijverhof is een modern zorgcentrum aan de rand van [Z] . Dit rustieke dorp ligt nog net in het groene hart van Nederland. Het centrum met diverse winkels is op enkele minuten loopafstand. In de directe omgeving is een grote dierenweide te vinden.
Vijverhof bestaat uit vier aparte, lage gebouwen met een verdieping. Via gangen op de begane grond zijn de gebouwen gekoppeld. De bewoners hebben daardoor privacy en bewegingsruimte. Er zijn twee soort woningen:
20 kleinschalige groepswoningen (6 personen) voor mensen met psychogeriatrische (dementie) en psychiatrische klachten
24 individuele appartementen waarvan 12 voor mensen met psychiatrische en 12 voor mensen met lichamelijke problemen.
(…)
Kleinschalig (groeps)wonen
Binnen De Rijnhoven zijn diverse mogelijkheden als u een woning zoekt waar u in een kleine groep van zes personen of individueel woont in een kleinschalig complex.
Uw dagelijks leven gaat er door zoals u gewend bent. Met alles wat in elk huishouden gebeurt. Van samen koken en eten, tot boodschappen doen en de was verzorgen.
Een vast team van medewerkers ondersteunt en begeleidt u hierbij. Er is 24 uur per dag iemand van hen aanwezig. De dagindeling en alle werkzaamheden staan zoveel mogelijk in het teken van het huiselijke, dagelijkse leven.
Bewoners ontvangen -binnen hun indicatie- alle zorg en begeleiding die ze nodig hebben.
Wij stemmen die zorg zoveel mogelijk af op de mogelijkheden, wensen en voorkeuren van elke bewoner. Die persoonlijke aanpak noemen we ‘belevingsgerichte zorg’. Specialisten uit het behandel- en adviescentrum van De Rijnhoven zorgen voor de benodigde medische en paramedische ondersteuning. Vooral bij de dagelijkse activiteiten zijn ook mantelzorgers en vrijwilligers actief. Familie, gasten en vrijwilligers zijn altijd welkom.”
2.3.
In de Vijverhof verblijven bewoners met zorgzwaarteprofielen (hierna ook: zzp) 5 tot en met 8 in de sector verzorging en verpleging. In de Vijverhof wonen in de onderhavige jaren het volgende aantal bewoners met de volgende zzp-indicatie:
Aantal bewoners
Zorgzwaartepakket
88
Zzp 5
19
Zzp 6
34
Zzp 7
3
Zzp 8
Totaal: 144
2.4.
Een zzp-indicatie is opgebouwd uit vier componenten: 1) woonzorg, 2) dagbesteding, 3) behandelaars en 4) verblijf. De woonzorg bestaat uit drie zorgvormen: persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging. Blijkens de Wet langdurige zorg is persoonlijke verzorging het “ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid”, betreft begeleiding “activiteiten waarmee een persoon wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven” en betreft verpleging “handelingen, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap”.
2.5.
In bijlage A bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg (versie 1 januari 2015) is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen ten aanzien van de zorgzwaarteprofielen. Het Hof gaat uit van deze omschrijving nu de voor de eerdere jaren van toepassing zijnde Regeling en de latere versies van bijlage A (nagenoeg) gelijkluidende omschrijvingen van de zorgzwaarteprofielen bevatten.
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg
5 VV
VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging
6 VV
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding
7 VV
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging
8 VV
(…)
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg
“De cliënten hebben vanwege ernstige dementiële problematiek behoefte aan intensieve begeleiding en intensieve verzorging. De cliënten zijn (bijna) geheel zorgafhankelijk.
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid op alle aspecten in ieder geval hulp en vaak overname van zorg nodig. Er is bij deze cliënten sprake van vergaand verlies van zelfregie. Er kan sprake zijn van zwerfgedrag. De cliënten hebben geen greep meer op hun eigen doen en laten.
Ze hebben ten aanzien van de verschillende psychosociale/cognitieve functies continu hulp, toezicht en sturing nodig, omdat de cliënten veel beperkingen hebben met betrekking tot oriëntatie, concentratie en geheugen en denken. Er is sprake van volledige desoriëntatie naar tijd, plaats en persoon.
Ten aanzien van ADL is betreffende alle aspecten hulp of overname van zorg nodig, waaronder eten en drinken, kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid, de toiletgang, het wassen en het kleden.
Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten vaak hulp of overname van zorg nodig. Binnenshuis kan de cliënt zich zeer beperkt zelfstandig bewegen, buitenshuis kan dat helemaal niet.
Als gevolg van de kwetsbare gezondheid is verpleegkundige aandacht noodzakelijk (o.a. voorkomen van decubitus en infecties).
De cliënten kunnen soms gedragsproblematiek vertonen. Dit betreft dan met name dwangmatig gedrag, ongecontroleerd/ontremd gedrag of reactief gedrag met betrekking tot interactie.
Bij een deel van de cliënten komt psychiatrische problematiek voor, vooral passief van aard.
De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang.
De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag.
Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam tot snel.
De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een psychogeriatrische ziekte/aandoening. (…)
VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging
“De cliënten hebben vanwege ernstige somatische beperkingen op veel momenten van de dag behoefte aan begeleiding, intensieve verzorging en verpleging, in een beschermende woonomgeving.
De cliënten hebben ten aanzien van hun
sociale redzaamheideen begeleidingsbehoefte betreffende het begrijpen wat anderen zeggen, het begrijpelijk maken naar anderen. Soms is hierbij toezicht en stimulatie nodig. Betreffende de overige aspecten van sociale redzaamheid is in het algemeen hulp bij of overname van zorg nodig, hieronder vallen initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken. De cliënt is niet zijn zelfregie kwijt.
De cliënten hebben ten aanzien van de
psychosociale/cognitieve functies, betreffende concentratie, motivatie en psychosociaal welbevinden, vaak of continu hulp, toezicht of sturing nodig, vanwege een combinatie van fysieke en psychische moeilijkheden (zoals snel vermoeid, minder controle over armen en benen, vertraagd denkvermogen).
De cliënten hebben ten aanzien van de verschillende aspecten van
ADLin het algemeen overname van zorg nodig. Betreffende eten en drinken kan toezicht en stimulatie in sommige situaties voldoende zijn (de cliënt is meestal goed in staat om zelf te bepalen welke hulp nodig is en hoe hij die hulp wil krijgen).
De cliënten hebben zowel binnenshuis- als buitenshuis op het gebied van
mobiliteitovername van zorg nodig (vaak met behulp van een rolstoel).
De cliënt heeft continu behoefte aan
verpleegkundige aandacht(o.a. wondverzorging, pijnbestrijding).
Van
gedragsproblematiekis bij deze cliënten in het algemeen geen sprake.
Bij deze cliënten kan ook
psychiatrische problematiekvoorkomen, vooral passief van aard (bijvoorbeeld depressiviteit).
De
aard van het begeleidingsdoelheeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang maar kan ook gericht zijn op stabilisatie.
De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag.
Het
beperkingenbeeldvan deze cliënten verandert vaak snel.
De
dominante grondslagvoor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening.(…)
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding
De cliënten hebben op grond van een chronische ziekte specifieke begeleiding nodig in combinatie met zeer intensieve verzorging en verpleging in een beschermende woonomgeving.
De cliënten hebben ten aanzien van hun
sociale redzaamheidvolledige begeleiding nodig, overname van taken is noodzakelijk. Met name bestaat er sterke behoefte aan het bieden van dagstructurering. Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven, communiceren, zelfstandig besluiten nemen, complexe taken initiëren en regie voeren over hun eigen leven. Deze cliënten hebben behoefte aan een vaste structuur en hulp bij het organiseren van de dag.
De cliënten hebben ten aanzien van de
psychosociale/cognitieve functiescontinu hulp, toezicht of sturing en begeleiding nodig, omdat er onder andere sprake is van beperkingen op het gebied van oriëntatie, geheugen en denken, concentratie en motivatie. Daarnaast kan extra begeleiding nodig zijn om familieleden te leren omgaan met de veranderde persoon.
De cliënten hebben ten aanzien van de verschillende aspecten van
ADLveel hulp nodig. Met name bij kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid en bij het wassen kan ook behoefte zijn aan overname van zorg.
De cliënten hebben ten aanzien van
mobiliteitbinnenshuis veelal hulp nodig. Ten aanzien van mobiliteit buitenshuis is overname van zorg nodig (er is altijd een begeleider nodig).
Verplegingis nodig om de chronische ziekte in de gaten te houden en eventueel passende maatregelen te nemen.
Er is bij deze cliënten vaak sprake van
gedragsproblematiek, waardoor in die situaties vaak of continu hulp, toezicht of sturing nodig is. De aard van de gedragsproblematiek is divers, maar reactief gedrag met betrekking tot interactie en verbaal agressief gedrag komen in veel situaties voor. Een deel van de cliënten vertoont
psychiatrische problematiek, zowel passief als actief van aard.
De
aard van het begeleidingsdoelheeft meestal betrekking op begeleiding bij geleidelijke achteruitgang.
De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het
beperkingenbeeldvan deze cliënten verandert vaak langzaam.
De
dominante grondslagvoor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening of een psychogeriatrische ziekte/aandoening.(…)
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging.
De cliënten hebben op grond van een ernstige somatische aandoening/ziekte behoefte aan specifieke en zeer intensieve verzorging en verpleging in combinatie met begeleiding in een beschermende woonomgeving.
De cliënten hebben ten aanzien van hun
sociale redzaamheidvolledige begeleiding nodig, overname van taken is noodzakelijk. Deze begeleiding komt voort uit beperkingen die de ziekte met zich meebrengt en meestal niet uit het ontbreken van zelfregie. Met name bestaat er sterke behoefte aan het bieden van dagstructurering. Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven, complexe taken initiëren en regie voeren over hun eigen leven.
De cliënten hebben ten aanzien van de
psychosociale/cognitieve functiesovername nodig als gevolg van beperkingen op het gebied van concentratie en motivatie. Mede vanwege veranderingen in karakter en persoonlijkheid kunnen ook de partner en/of kinderen behoefte hebben aan begeleiding.
De cliënten hebben ten aanzien van alle aspecten van
ADLten gevolge van hun specifieke aandoeningen/ziektes minimaal hulp dan wel overname van zorg nodig.
De cliënten hebben ten aanzien van
mobiliteit,zowel binnenshuis als buitenshuis, behoefte aan hulp of overname.
De cliënten hebben ten gevolge van de specifieke aandoeningen/ziektes continu behoefte aan veel (gespecialiseerde)
verpleegkundige aandacht(voorkomen van decubitus, infecties, longontsteking).
Van
gedragsproblematiekis bij deze cliënten in het algemeen geen sprake. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van
psychiatrische problematiek.
De
aard van het begeleidingsdoelheeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang van de zorgsituatie.
De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag.
Het
beperkingenbeeldvan deze cliënten verandert vaak langzaam.
De
dominante grondslagvoor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening (…)”
2.6.
In het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (Stb. 1970, 536) waren in 1980 verpleeghuizen en bejaardencentra samen met onderwijsinstellingen, kazernes, ziekenhuizen, woonwagencentra en internaten in één waterklasse ingedeeld (waterklasse 41). Deze waterklasse is tussentijds uitgebreid met recreatie- en horecabedrijven.
2.7.
Het in september 1986 door de Coördinatie Commissie Uitvoering WVO (hierna: CUWVO) gepubliceerde rapport ‘Afvalwaterproblematiek van ziekenhuizen, aanbevelingen met betrekking tot de sanering van de lozingen van ziekenhuizen’ meldt - voor zover hier van belang - het volgende:
“Het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan dit rapport heeft zich tot algemene en academische ziekenhuizen beperkt.
Onder ‘ziekenhuis’ wordt verstaan een inrichting van intramurale gezondheidszorg, waaraan tenminste één laboratorium is verbonden.
(…)
In het algemeen kan gesteld worden dat het ziekenhuisafvalwater veel overeenkomst met huishoudelijk afvalwater vertoont met dien verstande, dat;
- de gehalten van sommige zware metalen, in het ziekenhuisafvalwater, op een niveau hoger liggen. (…).
- organische microverontreinigingen, die een relatie vertonen met gebruikte organische oplosmiddelen, desinfectiemiddelen en schoonmaakmiddelen, goed aantoonbaar zijn.
- door het relatief grote waterverbruik in het ziekenhuis het ziekenhuisafvalwater minder belast lijkt te zijn met zuurstofbindende stoffen.
(…)
Dit onderzoek dat zich tot een zestal ziekenhuizen heeft beperkt (…)
(…)
De instellingen voor extramurale gezondheidszorg omvatten instituten als b.v. huisartspraktijken, kruisorganisaties, bedrijfsgeneeskundige diensten, tandartspraktijken etc. Voor deze aanbevelingen blijven ze verder buiten beschouwing. Instellingen voor intramurale gezondheidszorg zijn ziekenhuizen in wijde betekenis. Een gebruikelijke indeling en enige kerncijfers zijn in onderstaande tabel weergegeven.
(…)
(…)
*) In dit verband wordt opgemerkt dat in het rapport "begrippen en definities d.d. april 1982 van de technische commissie jaarenquêtes instellingen van intramurale gezondheidszorg" de term "ziekenhuis" (algemene, academische, categorale excl. psychiatrisch) wordt gedefinieerd als "een erkende instelling, waarin gedurende dag en nacht tenminste geboden worden: één of meer vormen van medisch specialistische hulp en de daarmee verband houdende verpleging en verzorging". Onder een psychiatrisch ziekenhuis wordt begrepen "eén erkende instelling, waarin gedurende dag en nacht hoofdzakelijk geboden worden: één of meer vormen van psychiatrische hulp en de daarmee verband houdende verpleging en verzorging". Hiermede zijn medebegrepen zg. sociowoningen, psychiatrische hostels, pensions, tehuizen en dependances van pensiontehuizen.
(…)
Verhoudingsgewijs lijkt het ziekenhuisafvalwater minder belast met
zuurstofbindende stoffendan huishoudelijk afvalwater van woningen (beide exclusief regenwater). Aangenomen mag worden dat in een ziekenhuis het afvalwater van huishoudelijke aard meer verdund zal zijn als gevolg van een groter waterverbruik op grond van hygiënische overwegingen, gebruik, van water voor koeldoeleinden, op laboratoria en water afkomstig van technische installaties. Uit de inventarisatie bij de zes ziekenhuizen bleek dat keukenafvalwater door vetafscheiders wordt geleid en etensresten over bet algemeen worden verzameld en afgevoerd naar de veehouderij; vuilversnijdende apparatuur werd niet aangetroffen, ook beschikt geen enkel bij het onderzoek betrokken ziekenhuis over een eigen wasserij; textielreiniging wordt uitbesteed.
(…)”
2.8.
Met ingang van 1 januari 1985 is waterklasse 41 gesplitst in 41A voor ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen en 41B voor de overige bedrijven van waterklasse 41 waaronder bejaardenhuizen. Het Staatsblad (Stb. 1985, 51) vermeldt ten aanzien van de splitsing het volgende:
“(…)
Nr.
Bedrijf
(…)
Afvalwatercoëfficiënt
41
A. Onderwijsinstellingen, kazernes, bejaardencentra, woonwagencentra, internaten, recreatiebedrijven (zoals campings, caravanterreinen etc.), horecabedrijven etc.
(…)
0,027
B. Ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen
(…)
0,015
(…)
NOTA VAN TOELICHTING
(…)
De vaststelling van een nieuwe Tabel Afvalwatercoëfficiënten vloeit voort uit een terzake door de Coördinatiecommissie Uitvoering Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (CUWVO) uitgebracht advies. (…)
Tenslotte is thans een aparte coëfficiënt voor ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen vastgesteld: nr. 41B (nieuw).
Uit metingen bij een groot aantal ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen is namelijk gebleken dat toepassing van de tot nu toe voor deze categorieën geldende coëfficiënt (nr. 41(oud)) tot te hoge vervuilingswaarde leidt. Vanuit sommige van deze instellingen vinden aanzienlijke niet-verontreinigde waterlozingen plaats (bijvoorbeeld koelwater), die in mindering dienen te worden gebracht op het totale waterverbruik. Een voorwaarde daarbij is echter dat deze hoeveelheden door middel van afzonderlijke watermeters worden vastgesteld.”
2.9.
Van Dale geeft de volgende omschrijving van verpleeg(te)huis: “instelling voor mensen die verpleging nodig hebben, maar niet in een ziekenhuis behandeld hoeven te worden”.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de Vijverhof voor het bepalen van de hoogte van de aanslag Zuiveringsheffing bedrijven terecht is ingedeeld in waterklasse 8 ‘Bejaardencentra of Overig’, of in waterklasse 7 ‘Verpleegtehuizen’ moet worden ingedeeld.
3.2.
De heffingsambtenaar staat indeling in waterklasse 8 voor en belanghebbende een indeling als verpleeghuis in waterklasse 7.
3.3.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In artikel 122d, eerste lid, van de Waterschapswet is bepaald dat ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, onder de naam zuiveringsheffing een heffing wordt ingesteld ter zake van het afvoeren van afvalwater. Op grond van dit artikel, in samenhang met artikel 110 van de Waterschapswet, is door het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 vastgesteld (hierna: de Verordening).
4.2.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven.
4.3.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening geldt voor de heffing als bedoeld in artikel 3 als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. Op grond van artikel 7, eerste lid, wordt het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens.
4.4.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Verordening kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Verordening het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp van de in Bijlage II van deze Verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar 1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij
A = het aantal m3 in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water;
B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassengrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 ten behoeve van de bedrijfsruim te of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen.
In het vierde lid van dit artikel wordt bepaald dat de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 als bedoeld in het tweede lid wordt bepaald met toepassing van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 122k van de Waterschapswet.
4.5.
Bijlage II bij de Verordening vermeldt de Tabel afvalwatercoëfficiënten overeenkomstig de tabel in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet:
Klasse
Klassegrenzen uitgedrukt in aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 ingenomen water
Afvalwatercoëfficiënt uitgedrukt in aantal vervuilingseenheden per m3 ingenomen water in het heffingsjaar
Ondergrens
Bovengrens
7
> 0,012
0,018
0,015
8
> 0,018
0,029
0,023
4.6.
Op grond van artikel 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 (hierna: het Besluit) wordt de vervuilingswaarde per m³ ingenomen water bepaald met behulp van de in dat artikel weergegeven tabel. De tabel vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
Onderwijsinstellingen, kazernes, bejaardencentra, woonwagencentra, internaten, recreatiebedrijven, horecabedrijven etc.
0,021
Ziekenhuizen, verpleegtehuizen en psychiatrische inrichtingen
0,018
De niet in deze tabel vermelde bedrijfsruimten of onderdelen van bedrijfsruimten
0,021
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat er aanslagen Zuiveringsheffing bedrijven dienen te worden opgelegd aan belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016. Ook is het vastgestelde waterverbruik niet in geschil. Het geschil ziet uitsluitend op de indeling in waterklasse 7 of 8. De heffingsambtenaar heeft een afvalwatercoëfficiënt van 0,023 gehanteerd, gebaseerd op waterklasse 8. De bewijslast dat voor de Vijverhof een watercoëfficiënt van 0,23 moet worden gehanteerd ligt bij de heffingsambtenaar.
4.8.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het afvalwater van belanghebbende huishoudelijk afvalwater is en als zodanig moet worden belast. De heffingsambtenaar voert hiertoe aan dat de woon- en verzorgfunctie (permanente bewoning), en niet de verpleegfunctie bij de Vijverhof voorop staat. De zorgzwaarteprofielen geven aan dat er slechts in zeer geringe mate sprake is van verpleging, zodat van een verpleeghuis geen sprake is. De informatie van de website van belanghebbende waarin een huiselijke setting wordt genoemd, bevestigt dit. Hierdoor voldoet de Vijverhof niet aan de definitie van verpleeghuis uit de Van Dale dat sprake moet zijn van een inrichting voor langdurige verpleging van met name ouderen.
4.9.
Belanghebbende stelt dat de Vijverhof dient te worden ingedeeld in waterklasse 7, omdat het een verpleeghuis is in de zin van het Besluit. Belanghebbende voert hiertoe aan dat dit onder meer blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel, omdat de Vijverhof hier is ingeschreven als een verpleeghuis. Voorts voert belanghebbende aan dat de Vijverhof algemeen bekend staat als een verpleeghuis, dat de Vijverhof in het bestemmingsplan ook als verpleeghuis wordt aangeduid en dat het, voor de naamswijziging in ‘Vijverhof’, werd aangeduid als ‘Verpleeghuis Heremalerhof’. Verder voert belanghebbende aan dat de bewoners uitsluitend verpleeghuiszorg ontvangen. Alle bewoners hebben een zorgzwaarteprofiel van 5 of hoger. Vanaf zorgzwaarteprofiel 4 of 5 is de zorg dermate zwaar, dat gesproken wordt van verpleeghuiszorg.
4.10.
Het Hof stelt vast dat de Waterschapswet en de daarop gebaseerde regelgeving geen omschrijving geven van het begrip ‘verpleegtehuizen’. Tussen partijen is niet meer in geschil dat met ‘verpleegtehuizen’ naar huidig spraakgebruik een instelling zoals de Vijverhof wordt bedoeld. Het Hof sluit zich hierbij aan en is van oordeel dat de Vijverhof uitgaande van de definitie van verpleegtehuizen zoals neergelegd in de Van Dale op grond van de onder 2.5 weergegeven zorgzwaarteprofielen ook moet worden aangemerkt als verpleeghuis omdat de Vijverhof een inrichting is voor langdurige verpleging van met name ouderen. De zorgzwaarteprofielen laten zien dat de Vijverhof continue, langdurige, systematische en multidisciplinaire zorg biedt aan ouderen en chronisch zieken. In dit kader dient naar het oordeel van het Hof - anders dan de heffingsambtenaar bepleit - naast de verpleging de totale mate van woonzorg in aanmerking te worden genomen. Juist de hoge mate van woonzorg in combinatie met de lagere tot intensievere mate van verpleging maakt dat de bewoners van de Vijverhof niet meer in staat zijn zelfstandig (al dan niet in een bejaardencentrum) te wonen. Zij hebben echter niet zoveel verpleging nodig dat opname in een ziekenhuis aan de orde is. De bewoners verblijven daarom (al dan niet permanent) in een verpleeghuis. Dat de Vijverhof een accommodatie is met een huiselijke sfeer en juist de huiselijkheid in de brochure wordt benadrukt, maakt vorenstaande niet anders. Het benadrukken van de huiselijkheid van de instelling heeft immers geen invloed op de zorgbehoefte van de bewoners en de zorg en verpleging die wordt verleend.
4.11.
De heffingsambtenaar stelt zich voorts op het standpunt dat zelfs indien op grond van het spraakgebruik en de zorgzwaarteprofielen sprake is van een verpleeghuis geen sprake is van een verpleeghuis als bedoeld in het Besluit. Op grond van de wetsgeschiedenis dient te worden uitgegaan van verpleeghuizen die op ziekenhuizen lijken. In dit kader wijst de heffingsambtenaar op de wijze waarop de tweedeling ziekenhuizen/verpleeghuizen (waterklasse 41A) versus bejaardencentra (waterklasse 41B) in 1985 tot stand is gekomen naar aanleiding van het onderzoeksrapport van het CUWVO. Ziekenhuizen hebben bijvoorbeeld koelinstallaties die onvervuild water lozen waardoor ‘verdunning’ optreedt en het geloosde water minder is vervuild. Dit is bij belanghebbende volgens de heffingsambtenaar niet het geval. Door de gewijzigde zorg en sociale inzichten met wijziging van ziekenhuisachtige verpleeghuizen naar zorg in een woonomgeving is de mate van vervuiling van het afvalwater gewijzigd en voldoet de Vijverhof als modern zorgcentrum niet meer aan de in 1985 in het leven geroepen bedrijfscategorie verpleeghuizen als bedoeld in het Besluit. Nu de Vijverhof geen verpleeghuis is in de zin van het Besluit, dient de Vijverhof ingedeeld te worden in de categorie ‘Bejaardencentrum’ of ‘overig’, hetgeen leidt tot waterklasse 8 en een afvalwatercoëfficiënt van 0,023.
4.12.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat in de Vijverhof mensen verblijven met de zelfde mate van zorgbehoefte als de bewoners van verpleeghuizen in de jaren zeventig/tachtig. De maatschappelijke ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat mensen langer thuis blijven wonen, ook als lichte zorg nodig is. Bij een behoefte aan zware zorg zal de zorgbehoeftige naar een verpleeghuis zoals de Vijverhof gaan. De bewoners van de Vijverhof ontvangen nog dezelfde zorg als in 1985 en de gewijzigde accommodatievorm leidt niet tot de conclusie dat geen sprake (meer) is van een verpleeghuis in de zin van het Besluit. Dat een wijziging van de zorg of de accommodatievorm een wijziging van de afvalwatercoëfficiënt tot gevolg heeft, blijkt nergens uit.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat bewoners die in de onderhavige jaren in de Vijverhof verbleven dezelfde zorgbehoefte hadden als bewoners die in de jaren zeventig/tachtig in een verpleeghuis verbleven. Het Hof neemt dit als uitgangspunt en overweegt als volgt. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de bewoners van de Vijverhof door wijziging van de zorginzichten andere zorg ontvangen dan bewoners van verpleeghuizen in de jaren tachtig en dat de veranderde zorg van invloed is op de afvalwatercoëfficiënt. Gelet op de betwisting daarvan door belanghebbende is het aan de heffingsambtenaar dit standpunt nader te onderbouwen. De heffingsambtenaar heeft desgevraagd de gestelde gewijzigde zorg niet nader kunnen onderbouwen. Bovendien heeft de heffingsambtenaar niet aan kunnen geven waarom gewijzigde zorg leidt tot wijziging van de afvalwatercoëfficiënt. Ten slotte heeft de heffingsambtenaar ook niet aan kunnen geven waarom de door hem gestelde gewijzigde zorg maakt dat een verpleeghuis daarmee niet meer een verpleeghuis is in de zin van het Besluit. Gelet op het vorenstaande heeft de heffingsambtenaar op het punt van de gestelde gewijzigde zorg niet voldaan aan zijn bewijslast en gaat het Hof aan de gestelde gewijzigde zorg voorbij.
4.14.
Voorts heeft de heffingsambtenaar naar voren gebracht dat de gewijzigde accommodatievorm tot gevolg heeft dat geen sprake meer is van een verpleeghuis als bedoeld in het Besluit. Hierbij heeft de heffingsambtenaar naar voren gebracht dat de mate van verdunning die bij ziekenhuizen optreedt, de reden kan zijn voor het vereenzelvigen van verpleeghuizen en ziekenhuizen in waterklasse 41A. Ter onderbouwing verwijst de heffingsambtenaar ernaar dat de tweedeling in waterklasse 41 naar 41A en 41B voortvloeide uit metingen bij een groot aantal ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen waaruit bleek dat toepassing van de tot dan toe voor deze categorieën geldende coëfficiënt (nr. 41(oud)) tot te hoge vervuilingswaarde leidt. Ter zitting is echter gebleken dat slechts het onder 2.7 vermelde onderzoek van het CUWVO aan de wijziging ten grondslag ligt. Dit onderzoek blijkt uitsluitend te zijn verricht bij een aantal ziekenhuizen met een laboratorium. Uit de rapportage is niet gebleken van onderzoek en metingen bij verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen. Anders dan de heffingsambtenaar bepleit, kan uit de wetgeschiedenis niet worden afgeleid dat ‘verdunning’ van doorslaggevende betekenis is voor de indeling van ziekenhuizen en verpleeghuizen in dezelfde waterklasse. Verdunning trad immers slechts op bij sommige onderzochte ziekenhuizen en de daaruit voortvloeiende lagere vervuilingsgraad diende via een aparte watermeter te worden geregistreerd. Bovendien blijkt verdunning niet alleen op te kunnen treden bij aanwezigheid van de door de heffingsambtenaar genoemde koelinstallaties, waarvan vast staat dat de Vijverhof die niet heeft, maar ook bijvoorbeeld door een groter waterverbruik op grond van hygiënische overwegingen. Of daarvan bij de Vijverhof sprake is, is niet duidelijk. De heffingsambtenaar heeft voorts naar voren gebracht dat verpleeghuizen met ziekenhuizen zijn vereenzelvigd vanwege de gelijke vorm van accommodatie van meerdere personen op een slaapzaal. Het Hof is van oordeel dat deze door de heffingsambtenaar naar voren gebrachte reden als grondslag voor indeling in waterklasse 41A op geen enkele wijze uit het rapport van het CUWVO blijkt. Er wordt slechts een onderscheid tussen intramurale en extramurale zorg aangebracht. Uit de rapportage zou zelfs kunnen worden geconcludeerd dat een kleinere woonvorm niet een onderscheidend criterium is, nu in de rapportage onder psychiatrische ziekenhuizen ook zijn geschaard de sociowoningen, psychiatrische hostels, pensions, tehuizen en dependances van pensiontehuizen. Nu de heffingsambtenaar geen onderscheidend criterium aannemelijk heeft gemaakt voor de indeling van een instelling als verpleeghuis in de zin van het Besluit is het Hof van oordeel Hof dat aangesloten dient te worden bij het dagelijks spraakgebruik en de zorgzwaarteprofielen en is het Hof van oordeel dat de Vijverhof is aan te merken als verpleeghuis in de zin van het Besluit. De Vijverhof dient daarmee te worden ingedeeld in waterklasse 7.
4.15.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat zij geen aanleiding ziet zelf in de zaak te voorzien omdat de Rechtbank niet over alle gegevens voor het berekenen van de aanslagen beschikt en heeft daarom de heffingsambtenaar opgedragen nieuwe uitspraken op de bezwaren te nemen binnen een termijn van zes weken. Artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief beslecht. Anders dan de Rechtbank overweegt, is het Hof van oordeel dat voldoende gegevens voorhanden zijn voor definitieve geschilbeslechting en dat de aanslagen kunnen worden verminderd naar aanslagen berekend naar een waterklasse van 7. Het Hof zal ambtshalve de uitspraak van de Rechtbank op dit punt vernietigen.
SlotsomOp grond van het onder 4.15 overwogene is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het bezwaar en het beroep vastgesteld op € 2.223. Nu belanghebbende geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, zal het Hof daarvan uitgaan.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.002 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (verweerschrift in hoger beroep, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 501). In de procedure voor de Rechtbank was sprake van vier beroepen tegen vier uitspraken op bezwaar. Daarom gold bij de procedure voor de rechtbank een wegingsfactor 1,5 voor samenhangende zaken. De Rechtbank heeft op die vier beroepen bij één uitspraak beslist. In hoger beroep was dus sprake van één zaak (vgl. HR 13 juli 2012, nr. 11/01222, ECLI:NL:HR:2012:BX0892 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2012:BX0892), r.o. 3.3.3, en HR 14 april 2017, nr. 16/03968, ECLI:NL:HR:2017:677 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:677)), zodat geen wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt gehanteerd.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens voor zover de uitspraak ziet op de proceskosten en het griffierecht,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar,
– vermindert de aanslagen zuiveringsheffing 2013 tot en met 2016 tot aanslagen berekend op basis van waterklasse 7, en
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 1.002.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 12 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 12 juni 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.