Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABB B.V.,
ABB Ltd.,
appellanten,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT TSO B.V,
Saranne B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
17 juli 2013, 21 september 2016 en 29 maart 2017 die de rechtbank (thans geheten: rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, locatie Arnhem) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
3.1 en 3.2 van het bestreden vonnis van 29 maart 2017, die hierna voor de leesbaarheid van dit arrest – grotendeels overeenkomstig – opnieuw worden weergegeven.
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0403) heeft de
2 september 2014 (
ECLI:NL:GHARL:2014:6766) het vonnis van de rechtbank bekrachtigd onder verbetering van gronden.
ECLI:NL:HR:2016:1483) heeft de Hoge Raad zowel het principaal als het incidenteel beroep verworpen.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 23.100.000,- ter zake van de hiervoor onder 3.2 bedoelde schade en een bedrag van
€ 87.077,36 aan kosten ter vaststelling daarvan, alsmede de proceskosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
ABB c.s. verzocht en afwijzing van de vorderingen van TenneT c.s., met veroordeling van TenneT c.s. in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente daarover, voor geval voldoening van de proceskosten en/of de nakosten niet tijdig zou plaatsvinden, een en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
grief 1bestreden afwijzing van het door hen verzochte vertrouwelijkheidsregime.
ABB c.s., die haar door ABB c.s. waren verstrekt onder een geheimhoudingsbeding. In de onderhavige zaak daarentegen zijn ABB c.s. zelf de aansprakelijk gestelde procespartij en willen zij zich verweren aan de hand van hun eigen interne, niet eerder gepubliceerde, boekhoudkundige bedrijfsgegevens, aldus nog steeds de rechtbank.
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 5, p. 30 en HR 29 maart 1985,
NJ1986, 242), ter zake in het geding is. Waar het verzoek van ABB c.s. ziet op gegevens van meer dan tien tot meer dan twintig jaar oud, ligt die vertrouwelijkheid niet zonder meer voor de hand, ook niet indien daaruit informatie omtrent de (toenmalige) bedrijfsvoering en het productieproces van ABB c.s. zou kunnen worden afgeleid.
zie hierna onder 5.15) bestreden, hetgeen door de rechtbank, zo lichten ABB c.s. hun tweede grief toe, ten onrechte is genegeerd. ABB c.s. achten dit laatste, zo leest het hof, te meer onbegrijpelijk, omdat, zo voeren zij verder aan, de door RBB in haar rapport vermelde variaties in kosten in het tweede rapport van Lexonomics van 10 november 2016 (Lexonomics II), opgemaakt als reactie op het RBB-rapport, als zodanig niet worden betwist.
€ 23,1 miljoen vastgesteld. De rechtbank heeft het daartegen door ABB c.s. gevoerde verweer naar hun mening als onvoldoende gemotiveerd kunnen beschouwen.
zie ook hierna onder 5.15), zodat de rechtbank op basis van het wat betreft de daarin opgenomen berekeningen deugdelijk en passend geachte Lexonomicsrapport terecht van voldoende bewijs hunnerzijds is uitgegaan. Zij verwijzen in dit verband mede naar het Europese doeltreffendheidsbeginsel dat, zo lichten zij toe, meebrengt dat de stelplicht en de bewijslastverdeling er niet toe mogen leiden dat het voor de afnemer (in dit geval TenneT c.s.) praktisch onmogelijk wordt om hun schade te verhalen. Vanwege de informatieassymetrie wordt in de regel een verzwaarde stelplicht aangenomen voor de partij in wiens domein zich bepaalde informatie bevindt. Die verzwaarde stelplicht is voor ABB c.s., aldus TenneT c.s., al in het – in zoverre onherroepelijke – aansprakelijkheidsvonnis opgenomen, zodat dit in de schadestaatprocedure niet meer ter discussie staat. Dit betekent, zo concluderen TenneT c.s., dat het tussen partijen vast staat dat Lexonomics I een deugdelijke en passende berekening van de schade is, en dat het aan ABB c.s. is om deze berekening gemotiveerd en met feiten onderbouwd te weerleggen. De rechtbank heeft, zo voeren TenneT c.s. verder aan, terecht overwogen dat het ‘bij de begroting van een realistische en competitieve prijs in de eerste plaats om de grondstof- en productiekosten [gaat]’ die door ABB c.s. niet zijn verstrekt. De rechtbank heeft dan ook terecht de door TenneT c.s. voorgestelde en door Lexonomics onderbouwde berekening gevolgd. Het feit dat die berekening aantoont dat de aan TenneT c.s. toegebrachte schade zeer groot was, hoefde, aldus TenneT c.s., niet tot een ander oordeel te leiden.
C-453/99,
ECLI:EU:C:2001:465,
NJ2002/43, punten 26 en 30 (Courage en Crehan)).
ECLI:EU:C:2012:685,
NJ2007/34, punten 92-97 (Manfredi)).
25 januari 2017, in werking getreden op 10 februari 2017 (de Implementatiewet).
ECLI:NL:HR:2016:1483 in de hoofdzaak (het Hoge Raad-arrest), rechtsoverwegingen 4.3.1, 4.3.3, 4.3.4 en 4.4.4).
2 september 2014 (onder 3.32) in de hoofdzaak).
LJN: BC2800). Een voorlopig oordeel van de rechter in de hoofdzaak evenwel bindt de schadestaatrechter niet.
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0403) heeft de rechtbank de mogelijkheid van schade met de berekening daarvan zijdens TenneT c.s. (volgens rechtsoverweging 4.26) zeer aannemelijk geacht en de zaak naar de schadestaat- procedure verwezen. De rechtbank
motiveerdedit (volgens rechtsoverweging 4.26 slot in verbinding met rechtsoverweging 4.29) onder meer met de berekening van de schade zijdens TenneT c.s. die haar ‘vooralsnog [overkwam] als een deugdelijke en passende berekening van de schade van Sep’. ABB c.s. zouden deze berekening (volgens rechtsoverweging 4.29) gemotiveerd en met feiten onderbouwd moeten kunnen weerleggen waartoe zij de gelegenheid zouden krijgen in de schadestaatprocedure.
ten vollein de schadestaatprocedure aan de orde zouden kunnen komen.
hoeis rekening te houden met de kostenontwikkeling;
Is deze ja/nee beïnvloed door het kartel?
Volgens TenneT c.s. is een economische achtergrond vereist.
- mede in aanmerking genomen de hiervoor onder 5.16 vermelde discussiepunten - de conclusies uit Lexonomics I ontkracht, althans (zeer) onwaarschijnlijk maakt;
,in welke mate in 1993 sprake is geweest van een meerprijs als hiervoor onder 5.12 bedoeld;
24 januari 2007, o.a. pagina 2 ‘The cartel’, productie 1 bij inleidende dagvaarding) en/of met de (on)beschikbaarheid van relevante informatie bij ABB c.s.;
grief 2wordt in verband met het voorgaande aangehouden.
Die stelling kan in beginsel worden betrokken zowel op het schadebegrip waarin de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest in het hypothetische geval dat het schadeveroorzakende feit niet zou hebben plaatsgevonden
(art. 6:95-6:97 BW), als op de voordeelstoerekening (art. 6:100 BW). Voor de beoordeling van een doorberekeningsverweer zijn dus twee benaderingen denkbaar, die niet wezenlijk van elkaar verschillen.
specifiekekostencomponenten die mede GGS-installaties omvatten. De top-down benadering kijkt naar de ontwikkeling van de
totalevergoeding van de transportkosten van TenneT.
GGS-kosten ook nu nog
volledigin de gereguleerde tarieven gecompenseerd.
grief 4ten slotte bestrijden ABB c.s. de volledige toewijzing door de rechtbank van de door TenneT c.s. opgevoerde onderzoekskosten en de omstandigheid dat de rechtbank bij het berekenen van de wettelijke rente en de rentetermijnen geen rekening heeft gehouden met verjaring. In verband met de samenhang ervan met de uitkomst van de grieven 2 en 3 zal grief 4 worden aangehouden.
6.Slotsom
7.De beslissing
19 juni 2018voor het gelijktijdig nemen van akten als bedoeld onder 5.20 en 5.32;