Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: Meijering Flexwork,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vordering in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
3.2 Meijering Flexwork dreef sinds 1 februari 2013 een uitzendbureau voor de bouwsector. Aandeelhouders en directeuren zijn (indirect) [persoon A] en [persoon B] . Op of kort na 1 februari 2013 is bij Meijering Flexwork in dienst getreden hun neef [persoon C] . [persoon C] was voordien in dienst bij Jobxion B.V. te Tiel (hierna: Jobxion), die een vergelijkbaar bedrijf heeft.
In verband met opgelegde dwangsommen en contactverboden wordt voorbestaan onderneming bedreigd.” Het Hof heeft die spoedbehandeling geweigerd. Het roljournaal vermeldt als reden voor die weigering het volgende:
door mr. [advocaat A] / Spoedappel gevraagd / Spoedappel is geweigerd; het verzoek om spoedbehandeling is in de dagvaarding NIET en bij aanbrengen van de zaak ONVOLDOENDE gemotiveerd”.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
• een verklaring voor recht dat Boers Advocaten, althans [advocaat A] , toerekenbaar tekort
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- Na het aanbrengen van een nieuwe zaak en het nemen van de memorie van grieven, krijgt in de gewone gevallen de geïntimeerde de normale uitsteltermijnen voor antwoord.
- Bij een kort geding kunnen (beide) partijen spoedappel vragen conform hoofdstuk 9 van het Procesreglement. Appellant dient ingevolge art. 9.1.3 van het Procesreglement de grieven in de dagvaarding op te nemen en bij het aanbrengen van de zaak gemotiveerd om spoedbehandeling te verzoeken. Als het hof dat verzoek ingevolge art. 9.1.5 zou goedkeuren wordt aan geïntimeerde een termijn van twee weken peremptoir uitstel verleend voor het nemen van de memorie van antwoord. Als het tot een arrest komt wordt zo snel mogelijk uitspraak gedaan, doorgaans op een termijn van 4 weken. Verdere gevolgen zijn ingevolge het Procesreglement niet verbonden aan het toestaan van een spoedappel. Dit brengt met zich dat, gelijk in een gewoon hoger beroep, alle processuele verwikkelingen, zoals pleidooien, incidentele vorderingen etc. - die de behandelingstijd van een hoger beroepszaak plegen te verlengen - mogelijk zijn, met alle gevolgen voor de eventuele zittingsdatum en uitspraakdatum van dien.
In verband met opgelegde dwangsommen en contactverboden wordt voorbestaan onderneming bedreigd.”
door [advocaat A] / Spoedappel gevraagd / Spoedappel is geweigerd; het verzoek om spoedbehandeling is in de dagvaarding NIET en bij aanbrengen van de zaak ONVOLDOENDE gemotiveerd”. Juist is dat de onder 5.10 gegeven motivering bij het aanbrengen van de zaak summier is geweest. Gelet evenwel op de - in zoverre onbestreden - stelling van [advocaat A] dat hij altijd op een dergelijke wijze een spoedappel aanvroeg wat hem steeds werd toegestaan, alsmede op de discretionaire bevoegdheid van de rolraadsheer om een spoedappel toe te staan, kan niet worden geoordeeld dat deze wijze van verzoeken zodanig beperkt was dat [advocaat A] reeds enkel daardoor niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Bij dit oordeel betrekt het hof dat in de dagvaarding weliswaar geen toelichting op de spoedeisendheid van de zaak is verstrekt onder het kopje ‘Spoedappel’ maar onder het kopje ‘Incidentele vordering’ ter zake van de schorsing van de uitvoerverklaring bij voorraad op de pagina’s 4 en 5 van de appeldagvaarding wel uitvoerig is ingegaan op de spoedeisendheid van de zaak en dat de onderneming van Meijering Flexwork in haar bestaan wordt bedreigd.
Ook de stelling dat haar medewerkers [persoon C] en [persoon D] getroffen werden door de hoofdelijke veroordeling van het kort geding vonnis en inmiddels Jobxion een dwangsom van € 80.000 opeiste, kan Meijering Flexwork niet baten. Dit stond op zich zelf een voortzetting van de onderneming niet in de weg, eventueel met andere medewerkers. De op zich niet onbegrijpelijke keuze van Meijering Flexwork om vanwege de bestwil en het belang van [persoon C] en [persoon D] en de bij hen veroorzaakte emoties geen verdere activiteiten te ontwikkelen dient voor haar (zakelijke) rekening en risico te blijven. Rechtens was zij daartoe niet gedwongen door het kort geding vonnis.