ECLI:NL:GHARL:2018:4645

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
200.164.178
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van verzekeringsvoorwaarden met betrekking tot asbestdekking in een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitleg van de verzekeringsvoorwaarden van de ToplandLandbouwpolis van Achmea, specifiek met betrekking tot de dekking voor asbestschade. De Stichting Asbest en andere appellanten, die in eerste aanleg als eisers optraden, vorderden dat de beëindiging van de asbestdekking door Achmea per 1 april 2011 niet rechtsgeldig was. Het hof heeft vastgesteld dat Achmea de dekking voor asbestschade had beëindigd door middel van een wijziging van de polisvoorwaarden, maar dat deze wijziging niet rechtsgeldig was omdat de verzekeraar niet voldoende had aangetoond dat de wijziging in overeenstemming was met de redelijkheid en billijkheid zoals vereist door het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat de verzekeringsvoorwaarden niet duidelijk genoeg waren en dat de verzekerden niet op de hoogte waren van de gevolgen van de wijziging. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland gedeeltelijk bekrachtigd, maar ook vernietigd op punten waar het ging om de uitleg van de dekking. Het hof heeft Achmea opgedragen om meldingen van asbestclaims die na de beëindiging van de dekking zijn gedaan, in behandeling te nemen, en heeft dwangsommen opgelegd voor het geval Achmea hieraan niet zou voldoen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van verzekeringsvoorwaarden en de rechten van verzekerden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.164.178
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, C/05/248895)
arrest van 22 mei 2018
in de zaak van

1.[appellant sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
2.
[appellant sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
3.
[appellant sub 3],
wonende te [plaatsnaam] ,
4. de vennootschap onder firma
[appellant sub 4],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
5.
[appellant sub 5],
wonende te [plaatsnaam] ,
6.
[appellant sub 6],
wonende te [plaatsnaam] ,
7.
[appellant sub 7],
wonende te [plaatsnaam] ,
8.
[appellant sub 8](in privé),
wonende te [plaatsnaam] ,
9. de maatschap
[appellant sub 9],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
10.
[appellant sub 10],
wonende te [plaatsnaam] ,
11.
[appellant sub 11](als vennoot),
wonende te [plaatsnaam] ,
12. de maatschap
[appellant sub 12],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
13.
[appellant sub 13],
wonende te [plaatsnaam] ,
14.
[appellant sub 14],
wonende te [plaatsnaam] ,
15. de stichting
Stichting Asbest,
gevestigd te Baarle-Nassau,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw – Blokland,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde.
advocaat: mr. D.J. van der Kolk.
Appellante sub 1 zal hierna [appellant sub 1] worden genoemd. De appellanten sub 2 tot en met 14 zullen hierna gezamenlijk [appellanten sub 2 t/m 14] worden genoemd en appellante sub 15 zal afzonderlijk de Stichting Asbest worden genoemd. Appellanten sub 2 tot en met 15 zullen gezamenlijk worden aangeduid als de Stichting c.s. Geïntimeerde zal hierna Achmea worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 20 november 2013, 22 januari 2014, 30 april 2014 en 3 september 2014 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBGEL:2014:5645) die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 2 december 2014, hersteld bij exploot van 16 december 2014,
- de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, met producties,
- de memorie van antwoord met producties,
- het tussenarrest van 9 mei 2017 tot een comparitie van partijen,
- hetgeen is voorgevallen ter meervoudige comparitie van partijen van 25 oktober 2017 met de overgelegde spreekaantekeningen van mr. De Leeuw-Blokland.
2.2
Op de comparitie heeft mr. De Leeuw-Blokland bevestigd dat appellant sub 1, [appellant sub 1] , abusievelijk is opgenomen in de appeldagvaarding en om die reden ook niet van grieven heeft gediend. Nu [appellant sub 1] ook geen partij is geweest in de zaak in eerste aanleg, waarvan thans hoger beroep wordt ingesteld, zal het hof hem hierna niet-ontvankelijk verklaren.
2.3
Partijen hebben na de comparitie de zaak enige tijd in beraad gehouden teneinde de mogelijkheden van een schikking te onderzoeken. Vervolgens hebben de advocaten ter rolle van 16 januari 2018 bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben getroffen en heeft het hof op verzoek van de Stichting c.s. arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het (bestreden) vonnis van 3 september 2014 en die hieronder worden weergegeven als volgt.
3.2
Achmea bood als verzekeraar een verzekering aan onder de naam ToplandLandbouwpolis voor onder meer de agrarische sector, met daarin onder meer dekking voor het aansprakelijkheidsrisico voor schade door asbest. Deze polis had een looptijd van 5 jaar.
3.3
In de van voornoemde overeenkomst deel uitmakende verzekeringsvoorwaarden kwamen onder meer de navolgende bepalingen voor:
“(…) 2.1 Begripsomschrijvingen (…)
Milieu-aantasting
De uitstoot, lozing, doorsijpeling, loslating of ontsnapping van enige vloeibare, vaste of gasvormige stof, voor zover die een prikkelende of een besmetting of bederf veroorzakende of een verontreinigende werking heeft in of op de bodem, de lucht, het oppervlaktewater of enig(e) al dan niet ondergronds(e) water(gang).
(…) 6.2.1 Bedrijfsaansprakelijkheid
Verzekerd is:
A. De aansprakelijkheid van verzekerde voor schade van derden mits:
1. de aanspraak terzake daarvan voor de eerste maal tegen verzekerde is ingesteld tijdens de geldigheidsduur van de verzekering en tevens tijdens deze geldigheidsduur schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld of de aanspraak voortvloeit uit een omstandigheid, die tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal bekend is geworden bij de verzekerde en schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld; en (…).
Indien een omstandigheid tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld, zal de aanspraak die daaruit (ongeacht op welk tijdstip) voortvloeit, geacht worden te zijn ingesteld op de datum van melding van deze omstandigheid.
B. De aansprakelijkheid voor schade aan personen in verband met een milieu-aantasting.
Niet verzekerd is: (…)
B. milieu-aantasting
De verzekering dekt onder deze rubriek niet de aansprakelijkheid van verzekerde voor schade aan zaken in verband met milieu-aantasting (…).
C. bereddingskosten eigen locatie
De kosten (door wie ook gemaakt) teneinde de milieuaantasting op en de gevolgen daarvan voor een locatie van verzekerde te beperken of ongedaan te maken, behoudens voor zover verzekerde aantoont, dat deze kosten tevens bereddingskosten zijn (…).
6.2.2
Werkgeversaansprakelijkheid
(…) Verzekerd is:
de aansprakelijkheid van verzekerde tegenover ondergeschikten voor schade uit ongeval of beroepsziekte verband houdende met het verrichten van activiteiten voor verzekerde mits:
1. de aanspraak terzake daarvan voor de eerste maal tegen verzekerde is ingesteld tijdens de geldigheidsduur van de verzekering en tevens tijdens deze geldigheidsduur schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld of de aanspraak voortvloeit uit een omstandigheid die tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal bekend is geworden bij de verzekerde en schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld; en (…).
Indien een omstandigheid tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal schriftelijk bij Avéro Achmea is aangemeld, zal de aanspraak die daaruit (ongeacht op welk tijdstip) voortvloeit, geacht worden te zijn ingesteld op de datum van melding van deze omstandigheid (…).
10.7
Wijziging van premie en voorwaarden
a. Avéro Achmea heeft het recht de premie en/of de voorwaarden van bepaalde groepen dekkingen te wijzigen, waarbij die wijziging geldt voor alle dekkingen in die groepen.
b. Voor iedere dekking die tot een dergelijke groep behoort gaat de wijziging in op een door Avéro Achmea vast te stellen datum.
c. Avéro Achmea stelt u van de wijziging en de wijzigingsdatum in kennis. De wijziging gaat op de genoemde datum in, tenzij u binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving aan Avéro Achmea heeft bericht dat u niet akkoord gaat met de voorgestelde wijziging. In dat geval beëindigt Avéro Achmea de verzekering met ingang van de dag die in de kennisgeving als wijzigingsdatum stond vermeld (…).
10.9.
Duur en einde verzekering (…)
b. (…) Aan het einde van de contractduur wordt de verzekering telkens stilzwijgend voor dezelfde periode verlengd (…).
d. Avéro Achmea kan de verzekering opzeggen per de contractsvervaldatum. Die opzegging is alleen geldig indien zij schriftelijk plaatsvindt en Avéro Achmea een opzegtermijn van minimaal twee maanden in acht neemt (…).”
3.4
[appellanten sub 2 t/m 14] hadden in maart 2011 een ToplandLandbouwpolis bij Achmea.
Op de terreinen en in panden van [appellanten sub 2 t/m 14] is asbest aanwezig of is asbest aanwezig geweest.
3.5
Bij brief van 30 maart 2011 heeft Achmea (onder de handelsnaam Avéro Achmea) aan alle verzekerden die een ToplandLandbouwpolis hadden (onder wie [appellanten sub 2 t/m 14] ) onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) U hebt bij ons een ToplandLandbouwPolis met een dekking voor aansprakelijkheid. Op deze aansprakelijkheidsdekking is schade door asbest tot op heden meeverzekerd. Dit verandert (…).
Asbestdekking vervalt
Op uw aansprakelijkheidsdekking sluiten we schade door asbest uit. Dit doen we door met deze brief:
a. a) uw huidige ToplandLandbouwPolis per contractvervaldatum op te zeggen (…).
b) een wijziging op uw lopende verzekering door te voeren; dit is een zogenoemde ‘en bloc- wijziging’. Voor u betekent dit concreet dat u vanaf 1 april 2011 niet langer verzekerd bent voor het aansprakelijkheidsrisico als gevolg van asbest (...).
Waarom deze wijziging?
Al in 2003 hebben aansprakelijkheidsverzekeraars in Nederland de dekking voor schades ontstaan door asbest uit de polisvoorwaarden bij bedrijven verwijderd. Op dat moment heeft Avéro Achmea op de ToplandLandbouwPolis de dekking in stand gehouden, op basis van de toen aanwezige kennis over asbest.
Inmiddels zijn er andere inzichten ten aanzien van de omgang met asbest. Recent heeft de Gezondheidsraad gewezen op de hogere risico’s van asbest. De risico’s voor ons als verzekeraar zijn hierdoor zo groot geworden dat ook Avéro Achmea deze niet langer kan verzekeren.
Wat betekent dit voor uw verzekering?
a. a) Het opzeggen van uw contract per contractvervaldatum
Met deze brief zeggen wij uw ToplandLandbouwPolis op per contractvervaldatum (...). Daarom sturen wij u vóór die contractvervaldatum een voorstel voor een nieuwe verzekering.
b) De tussentijdse aanpassing van uw lopende aansprakelijkheidsdekking
(‘en bloc-wijziging’)
Op grond van de verzekeringsvoorwaarden hebben wij het recht om de premie en/of de voorwaarden van bepaalde groepen dekkingen in één keer en voor alle verzekerden van die groep tegelijk te wijzigen. Wij maken gebruik van dit recht om ‘en bloc’ de voorwaarden van de dekking Aansprakelijkheid te wijzigen. Dat doen we met een clausule die u vindt onder aan deze brief.
Deze wijziging gaat in op 1 april 2011 (…).
Door deze aanpassing hebt u het recht om uw ToplandLandbouwPolis op te zeggen. Dit kunt u doen tot een maand na dagtekening van deze brief. Uw verzekering eindigt dan op 1 april 2011. Wenst u geen gebruik te maken van dit recht, of reageert u niet binnen de genoemde termijn, dan betekent dit dat u instemt met deze wijziging (…).
Melden van schade
Het kan zijn dat u na ontvangst van deze brief nog aansprakelijk wordt gesteld in verband met gezondheidsklachten door asbest die zijn ontstaan vóór 1 april 2011. Die schade mag u tot een jaar na 1 april 2011 bij ons melden. Deze zogenoemde namelding nemen wij dan gewoon in behandeling (...).
Clausule
Uitsluiting asbest, namelding
Met uitzondering van de dekking Particuliere aansprakelijkheid, zoals omschreven in 6.1 van de verzekeringsvoorwaarden, is met ingang van 1 april 2011 de aansprakelijkheid voor schade door, voortvloeiende uit of verband houdend met asbest van deze verzekering uitgesloten. In afwijking hierop heeft u het recht om tot 1 april 2012 aanspraken na te melden die voortvloeien uit een zich geopenbaarde asbestziekte en/of daarmee verband houdende concrete gezondheidsklachten, onder de voorwaarde dat de oorzaak van deze asbestziekte en/of klachten is gelegen in de periode voor 1 april 2011. Een aanspraak die conform het voorgaande door u wordt gemeld, wordt toegerekend aan het verzekeringsjaar direct voor 1 april 2011.”
3.6
Diverse verzekerden hebben in april 2011 bij Achmea schriftelijk geprotesteerd
tegen de beëindiging van de asbestdekking.
3.7
Bij brief van 28 april 2011 heeft de Stichting Asbest bij Achmea geprotesteerd tegen de opzegging van de verzekering en de uitsluiting van asbestschade onder de aansprakelijkheidsdekking per 1 april 2011 en aan Achmea verzocht om de opzegging in te trekken en het asbestrisico onder de aansprakelijkheidsdekking onverkort te blijven verzekeren.
3.8
Achmea heeft de bezwaren van de verzekerden en van de Stichting Asbest bij brieven van 15 juni 2011 van de hand gewezen.
3.9
Diverse verzekerden hebben bij brieven van eind maart 2012 aan Achmea mededeling gedaan van de aanwezigheid van asbest op hun bedrijf en de daarmee verband houdende risico’s, dit voor het geval dat zij in de toekomst aansprakelijk zullen worden gesteld voor gezondheidsschade van derden als gevolg van de risico’s van asbest.
Achmea heeft in juli 2012 onder verwijzing naar voormelde brief van 30 maart 2011 aan deze verzekerden te kennen gegeven dat de overgangsperiode tot 1 april 2012 inmiddels is verstreken alsmede dat toekomstige meldingen van dergelijke aansprakelijkheidstellingen door derden door haar niet in behandeling zullen worden genomen.
3.1
Nadien is nog tussen diverse verzekerden en de Stichting Asbest met Achmea gecorrespondeerd, zonder dat dit tot wijziging van het standpunt van Achmea heeft geleid.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
De Stichting c.s. heeft in eerste aanleg, kort gezegd, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Achmea in de proceskosten, gevorderd:
een verklaring voor recht dat de beëindiging door Achmea bij brief van 30 maart 2011 van de asbestdekking onder de aansprakelijkheidsdekking van de ToplandLandbouwpolis per 1 april 2011 door middel van een (a)
en blocwijziging, althans (b) opzegging van de verzekering tegen contractvervaldatum geen stand houdt en geen rechtsgevolg heeft;
veroordeling van Achmea om de aansprakelijkheidsdekking voor asbestschades, na 1 april 2011 alsook na contractvervaldatum, tegen dezelfde voorwaarden en condities voort te zetten, althans aan haar verzekerden een dergelijke aansprakelijkheidsdekking voor asbestschade aan te bieden;
Achmea te gebieden om meldingen ter zake asbestschades en aansprakelijkheden daarvoor die door verzekerden (alsnog) worden gedaan in behandeling te nemen en daarvoor dekking te verlenen conform de polisvoorwaarden, zonder een beroep erop te doen dat deze melding niet tijdig zou zijn gedaan;
Achmea te gebieden om meldingen door verzekerden met een ToplandLandbouwpolis te accepteren van onder meer omstandigheden voor 1 april 2011 waaruit nog aanspraken voor asbestschades kunnen voortvloeien en van asbestschades en aanspraken die hun oorzaak vinden voor 1 april 2011 en voor deze meldingen dekking te verlenen onder de voor 1 april 2011 geldende verzekering en haar verzekerden in de gelegenheid te stellen om deze meldingen te doen, zonder dat Achmea een beroep erop doet dat deze melding niet tijdig zou zijn gedaan;
Achmea te gebieden om aan de verzekerden schriftelijk mededeling te doen van bovenstaande en deze mededeling ook te publiceren in een landelijk blad;
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 september 2014 de vorderingen van de Stichting c.s. gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank overwoog in de eerste plaats dat de Stichting Asbest ontvankelijk was in haar vorderingen. In de tweede plaats overwoog de rechtbank dat Achmea gerechtigd was om de verzekeringen van [appellanten sub 2 t/m 14] per contractvervaldatum op te zeggen en het asbestrisico bij nieuwe bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen niet langer te dekken. In de derde plaats heeft de rechtbank na een afweging van belangen geoordeeld dat Achmea in redelijkheid niet – zelfs niet met inbegrip van de door Achmea verschafte nameldingsmogelijkheid van een jaar – heeft kunnen komen tot de uitoefening van haar bevoegdheid om
en blocde dekking al gedurende de looptijd van de verzekering te beperken, zoals zij heeft gedaan (artikel 3:13 BW). De rechtbank heeft vervolgens voor recht verklaard dat de met ingang van 1 april 2011 door Achmea ingevoerde
en blocwijziging geen stand houdt en geen rechtsgevolg heeft en zij heeft Achmea geboden om meldingen van verzekerden ter zake van asbestschades en aansprakelijkheden die onder de verzekering (alsnog) worden gedaan en meldingen van verzekerden van onder meer omstandigheden voor 1 april 2011 waaruit nog aanspraken voor asbestschades kunnen voortvloeien en van asbestschades en aanspraken die hun oorzaak vinden voor 1 april 2011, in behandeling te nemen en dekking niet van de hand te wijzen op de enkele grond dat deze meldingen niet tijdig zouden zijn gedaan en daarvan mededeling te doen in een landelijk agrarisch week- of maandblad op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Achmea in de kosten.

5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1
De Stichting c.s. heeft in hoger beroep een grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank omtrent de omvang van de dekking van het asbestrisico (rov. 5.10 tot en met 5.13). Samengevat heeft de Stichting c.s. gesteld dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de verzekeringsvoorwaarden door te oordelen dat artikel 6.2.1.B eenzelfde – beperkte – dekking bevat als onder artikel 6.2.1.A vermeld. Volgens de Stichting c.s. is de dekking onder 6.2.1.B juist niet beperkt tot een zogeheten
claims madedekking, wat inhoudt dat de verzekerde tijdens de looptijd van de verzekering daadwerkelijk door de benadeelde aansprakelijk moet zijn gesteld en dat dit gemeld is aan de verzekeraar. Volgens de Stichting c.s. dient Achmea (ook) dekking te verlenen voor aanspraken die worden gemeld na afloop van de verzekering, wanneer deze aanspraken hun oorzaak vinden in een milieuaantasting die heeft plaatsgevonden gedurende de looptijd van de verzekering (de zogeheten
act committeddekking).
5.2
De Stichting c.s. heeft – na eisvermeerdering – gevorderd het vonnis van de rechtbank, onder vernietiging van het oordeel over de omvang van de dekking, te bekrachtigen en voorts ook de navolgende vorderingen voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad toe te wijzen:
te verklaren voor recht dat voor de aansprakelijkheidsdekking bedoeld onder 6.2.1.B van de polisvoorwaarden van de ToplandLandbouwpolis geen
claims madebeperkende voorwaarde geldt;
Achmea te gebieden om meldingen ter zake aanspraken voor schade aan personen wegens asbest, die na de looptijd van de dekking van asbestaansprakelijkheid worden gemeld en waarvan de oorzaak van de aanspraak is gelegen gedurende de looptijd van deze verzekeringsdekking, te accepteren en dekking niet van de hand te wijzen op de grond dat deze melding niet tijdig zou zijn gedaan en/of dat voor de dekking een
claims madevoorwaarde geldt;
Achmea te gebieden om binnen een maand na het in deze te wijzen arrest aan verzekerden schriftelijk mede te delen dat verzekerden de gelegenheid hebben meldingen te doen zoals bedoeld onder het hiervoor gevorderde onder a) en b), dit alles op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen;
Achmea te gebieden om binnen een maand na het in deze te wijzen arrest een duidelijk en goed leesbare mededeling te plaatsen van het hiervoor onder a) en b) gevorderde, in een landelijk verschijnend dagblad, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen,
met veroordeling van Achmea in de proces- en nakosten in beide instanties, vermeerderd met rente.
5.3
Achmea heeft de grief en de vordering gemotiveerd weersproken.
5.4
De vraag of artikel 6.2.1.B van de verzekeringsvoorwaarden een
claims madedekking bevat (standpunt Achmea) of een
act committeddekking (standpunt Stichting c.s.) is een vraag van uitleg. Nu de door Achmea opgestelde verzekeringsvoorwaarden klaarblijkelijk zijn bedoeld om in een onbestemd aantal gevallen de rechtsverhouding met haar verzekerden op uniforme wijze te regelen en uit de stukken van het geding geen andere conclusie getrokken kan worden dan dat niet gesteld is dat partijen over de inhoud van deze voorwaarden vooraf onderhandeld hebben, is de uitleg van artikel 6.2.1.B met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin deze bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval – zo niet in deze zaak – bij de verzekeringsvoorwaarden behorende toelichting. Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, Chubb/Dagenstaed).
5.5
Op grond van bovengenoemde criteria en met inachtneming van de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval komt het hof tot het oordeel dat artikel 6.2.1.B heeft te gelden als een
act committedbeding en niet als een
claims madebeding. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.6
Uitgangspunt bij een uitleg waarbij het zwaartepunt is verschoven naar de objectieve factoren, is dat de strekking van de verzekeringsvoorwaarden voor de verzekeringnemers duidelijk en kenbaar moet zijn. Daardoor neemt de tekst niet een beslissende maar wel een plaats van betekenis in. Het hof hecht daarom veel betekenis aan het feit dat in de tekst van artikel 6.2.1.B zelf geen beperkende voorwaarden zijn opgenomen. Het artikel vermeldt dat aansprakelijkheid voor schade aan personen in verband met een milieuaantasting verzekerd is. Artikel 2.1 (begripsomschrijvingen) omschrijft het begrip schade aan personen als “letsel of aantasting van de gezondheid van derden al dan niet de dood ten gevolge hebbend en de daarmee rechtstreeks verband houdende gevolgen”.
5.7
Ook uit de context van heel artikel 6.2.1 valt niet af te leiden dat in artikel 6.2.1.B een beperking is vervat. Artikel 6.2.1, dat ziet op bedrijfsaansprakelijkheid, beschrijft eerst wat verzekerd is (nader uitgewerkt in een onderdeel A en B) en vervolgens wat niet verzekerd is. Artikel 6.2.1.A (sub 1) vermeldt dat verzekerd is de aansprakelijkheid voor schade van derden mits – kort gezegd – tijdens de geldigheidsduur van de verzekering een aanspraak is ingesteld en aangemeld bij Achmea. Artikel 2.1 (begripsomschrijvingen) omschrijft het begrip aanspraak als “een tegen de verzekerde schriftelijk ingestelde vordering, waarbij degene die haar instelt uitdrukkelijk aanspraak maakt op vergoeding van schade”. Door duidelijk en kenbaar te vermelden dat voor dekking voor schade van derden een aanspraak tijdens de geldigheidsduur van de verzekering is vereist, is expliciet tot uitdrukking gebracht dat de dekking voor schade van derden is beperkt in de tijd. Artikel 6.2.1.A draagt derhalve een
claims madekarakter. Uit de onderverdeling in een categorie A en B volgt echter dat deze beperking in de tijd niet geldt wanneer sprake is van personenschade als gevolg van een milieuaantasting. Zou immers het vereiste van aanspraak ook gelden voor deze schade aan derden, dan was het onderscheid in een categorie A en B in zoverre niet nodig geweest. Dit wordt ook ondersteund door de omschrijving van wat niet verzekerd is. Daaruit blijkt (zie onder B) duidelijk en kenbaar dat niet verzekerd is schade aan
zakenin verband met milieuaantasting en dat ter zake de schade aan
personenin verband met milieuaantasting (als genoemd onder 6.2.1.B) niet worden vergoed: bereddingskosten eigen locatie (zie sub C), genetische schade (zie sub D) en personenschade in situaties waarin sprake is van een overtreding van milieuvoorschriften (zie sub E). De voorwaarde dat er een aanspraak moet zijn ingesteld en aangemeld wil Achmea gehouden zijn tot vergoeding van enige schade geldt derhalve niet voor schade aan personen in verband met milieuaantasting. De omvang van deze schadevergoeding is vervolgens wel beperkt in de subonderdelen C, D en E. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat artikel 6.2.1.A een
claims madekarakter draagt, maar artikel 6.2.1.B niet.
5.8
Achmea heeft aangevoerd dat (ook) artikel 6.2.1.B een
claims madekarakter heeft, omdat de gehele verzekering een
claims madekarakter draagt. Het hof volgt Achmea daarin niet, nu gesteld noch gebleken is dat in de verzekeringsvoorwaarden een algemene bepaling is opgenomen waarin het
claims madekarakter zou zijn vastgelegd. Uit de opbouw van de diverse artikelen blijkt juist dat de verzekeraar telkens ter zake van een bepaalde schade een duidelijk onderscheid heeft aangebracht tussen wat verzekerd is en wat niet verzekerd is, waarbij in de omschrijving van wat verzekerd is, een onderverdeling is aangebracht vaak (maar niet altijd; zie bijvoorbeeld artikel 6.3: Aansprakelijkheid voor machines) eerst in een categorie A waarbij schade aan derden als verzekerd wordt beschouwd met de beperkende voorwaarde dat gedurende de looptijd van de verzekering een aanspraak is ingesteld en aangemeld, maar waarbij de overige verzekerde categorieën deze eis niet stellen (zie bijvoorbeeld artikel 6.1 tweede alinea sub A tegenover 6.1 derde alinea sub B-D (Particuliere aansprakelijkheid) en artikel 6.4 tweede alinea sub A tegenover 6.4 tweede alinea sub B-E: Jagersaansprakelijkheid). Dat de verzekeringsvoorwaarden in het algemeen een
claims madekarakter dragen, kan uit de diverse bepalingen niet, althans niet zonder meer voldoende duidelijk voor de verzekeringnemers (agrarische eenmanszaken en man-vrouw maatschappen) worden afgeleid. Redenen waarom het hof met inachtneming van de hiervoor onder 5.4 genoemde uitgangspunten, voornoemd betoog van Achmea verwerpt. Daarbij neemt het hof tot slot nog in aanmerking dat Achmea in 2003 op basis van de toen aanwezige kennis besloot om de asbestdekking (van bestaande polissen) te handhaven en dat beleid pas heeft gewijzigd naar aanleiding van een op 3 juni 2010 verschenen rapport van de Gezondheidsraad waaruit bleek dat het gezondheidsrisico van asbest 20 tot 40 maal groter was dan voorheen algemeen werd aangenomen. Dat is dan ook de aanleiding geweest om de verzekeringsvoorwaarden, zoals deze ter beoordeling aan het hof zijn voorgelegd, te wijzigen in die zin dat asbestschade voortaan (per 1 april 2011) niet meer onder de dekking zou vallen Voor de uitleg van artikel 6.2.1.B is dat relevant omdat in de tijd dat deze voorwaarde werd opgesteld er kennelijk – zo is door Achmea ook naar voren gebracht – nog vanuit werd gegaan dat het risico dat derden met asbestbesmetting in aanraking zouden komen, niet zo hoog was. Ook dat pleit volgens het hof voor de uitleg dat partijen niet bedoeld hebben artikel 6.2.1.B te beschouwen als een beding met een
claims madekarakter.
5.9
Het voorgaande voert derhalve tot de slotsom dat de grief van de Stichting c.s. slaagt en dat de vordering onder a) toewijsbaar is. In zoverre zal de afwijzing in het vonnis worden vernietigd.
5.1
Met het oog op de devolutieve werking van het hoger beroep moet worden onderzocht het verweer van Achmea dat de Stichting Asbest niet-ontvankelijk moet worden geacht. Het hof onderschrijft in deze echter de beoordeling van de rechtbank en ziet geen aanknopingspunten om anders te oordelen. Ook het hof acht de Stichting Asbest derhalve ontvankelijk in haar vordering.
5.11
Met betrekking tot het in hoger beroep onder b) tot en met d) gevorderde heeft Achmea terecht naar voren gebracht dat zij niet gedwongen kan worden om elke melding van een verzekerde zonder meer te accepteren. Achmea behoudt vanzelfsprekend en binnen grenzen de vrijheid om de melding te beoordelen en de gronden voor toe- of afwijzing van het verlenen van dekking te onderzoeken. Voor het overige acht het hof de vorderingen als gevolg van het slagen van de grief van de Stichting c.s. toewijsbaar. Het hof ziet in de gevorderde geboden wel een belang, omdat deze preciseren wat de handelwijze van Achmea in ieder geval niet mag zijn en daarmee aan alle betrokkenen (de Stichting c.s. en andere voormalig ToplandLandbouwpolis verzekerden) duidelijkheid wordt verschaft over hun niet (volgens Achmea’s brief van 19 november 2014) tot 1 juni 2017 beperkte, maar voortdurende recht om melding te doen van asbestclaims van derden voor zover deze hun oorzaak vinden in de periode waarin deze door Achmea nog gedekt waren. Het hof zal wel de gevorderde dwangsommen maximeren en de termijnen waarbinnen Achmea aan de veroordelingen moet voldoen stellen op drie maanden zoals door haar niet onterecht verzocht. In lijn met de rechtbank zal het hof de vorderingen tot het opleggen van dwangsommen alleen toewijzen aan de Stichting, nu de overige eisers reeds uit hoofde van dit arrest kennis hebben van de gevorderde verklaring voor recht en geboden, zodat alleen de Stichting belang houdt bij de mededeling en publicatie zoals door haar gevorderd. Dat – naar Achmea stelt – niet aannemelijk is dat in de toekomst op grote schaal nog asbestgerelateerde gezondheidsschades van derden zullen worden aangemeld, laat onverlet dat die mogelijkheid wel aanwezig is en voor een individuele verzekerde tot een hoge schadeclaim kan leiden. Om die reden kan van Achmea wel worden gevergd dat zij haar voormalig verzekerden, ook al zijn het er ruim 3.100, informeert omtrent hun rechten ter zake. Met het oog op deze wijzigingen zal het hof hierna het bepaalde onder 6.4 en 6.5 van het vonnis eveneens vernietigen en opnieuw recht doen.
5.12
Achmea heeft geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden.

6.De slotsom

6.1
De grief is terecht voorgesteld, maar leidt niet tot een wijziging van de beslissing van de rechtbank. Het eindvonnis zal worden bekrachtigd, met uitzondering van het hierna bepaalde. Daarnaast zal het in hoger beroep meer gevorderde worden toegewezen zoals hierna vermeld.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Achmea in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de Stichting c.s. zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 142,83
- griffierecht €
711,00
subtotaal verschotten € 853,83
- salaris advocaat
€ 2.148,00(2 punten x tarief II)
Totaal € 3.001,83.
6.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant sub 1] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 september 2014 voor zover tussen de Stichting c.s. en Achmea gewezen, behoudens voor zover daarin is geoordeeld dat artikel 6.2.1.B van de polisvoorwaarden een
claims madedekking biedt en wegens dat argument enige vordering is afgewezen en behoudens het bepaalde in 6.4 en 6.5, vernietigt dit vonnis op deze punten en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart voor recht dat voor de aansprakelijkheidsdekking bedoeld onder 6.2.1.B van de polisvoorwaarden van de ToplandLandbouwpolis geen
claims madebeperkende voorwaarde geldt;
gebiedt Achmea om meldingen ter zake aanspraken voor schade aan personen in verband met een milieuaantasting wegens asbest, die na de looptijd van de dekking van asbestaansprakelijkheid worden gemeld en waarvan de oorzaak van de aanspraak is gelegen gedurende de looptijd van deze verzekeringsdekking, in behandeling te nemen en dekking niet van de hand te wijzen op de grond dat een
claims madevoorwaarde geldt;
gebiedt Achmea om binnen drie maanden na betekening van dit arrest aan verzekerden schriftelijk mede te delen dat verzekerden de gelegenheid hebben meldingen te doen zoals bedoeld onder deze verklaring voor recht en dit gebod, en bepaalt dat voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, zij aan de Stichting een dwangsom verbeurt van € 10.000 per dag, dit tot een maximum van € 100.000;
gebiedt Achmea om binnen drie maanden na betekening van dit arrest een duidelijk en goed leesbare mededeling te plaatsen van deze verklaring voor recht en dit gebod, in een landelijk verschijnend dagblad, en bepaalt dat voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, zij aan de Stichting een dwangsom verbeurt van € 10.000 per dag, dit tot een maximum van € 100.000;
veroordeelt Achmea in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stichting c.s. vastgesteld op € 853,83 voor verschotten en op € 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Achmea in de nakosten, begroot op € 157,--, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,-- in geval Achmea niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, A.W. Steeg en M.G. van ‘t Westeinde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.