Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
[eiseres sub 4].,
[eiseres sub 5],
[eiser sub 6],
[eiseres sub 7],
vennoot van eiseressen sub 4 en sub 5,
[eiser sub 8],
[eiseres sub 9],
[eiser sub 10],
maat van eiseres sub 9,
[eiseres sub 11],
[eiser sub 12],
[eiseres sub 13],
[eiseres sub 14],
maat van eiseres sub 13,
[eiser sub 15],
[eiseres sub 16],
[eiser sub 17],
[eiser sub 18],
maat van eiseres sub 16,
STICHTING ASBEST,
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 april 2014
- de antwoordakte van[eisers] en Stichting Asbest.
2.De feiten
“(…)
Op de terreinen en in panden van[eisers] is asbest aanwezig of is asbest aanwezig geweest.
“(…)U hebt bij ons een ToplandLandbouwPolis met een dekking voor aansprakelijkheid. Op deze aansprakelijkheidsdekking is schade door asbest tot op heden meeverzekerd. Dit verandert.(…)Asbestdekking vervaltOp uw aansprakelijkheidsdekking sluiten we schade door asbest uit. Dit doen we door met deze brief:
a) uw huidige ToplandLandbouwPolis per contractvervaldatum op te zeggen (…)
a) Het opzeggen van uw contract per contractvervaldatum
tegen de beëindiging van de asbestdekking.
Achmea heeft in juli 2012 onder verwijzing naar voormelde brief van 30 maart 2011 aan deze verzekerden te kennen gegeven dat de overgangsperiode tot 1 april 2012 inmiddels is verstreken alsmede dat toekomstige meldingen van dergelijke aansprakelijkheidstellingen door derden door haar niet in behandeling zullen worden genomen.
3.De vordering
1 april 2011 door middel van een en bloc-wijziging geen stand houdt en geen rechtsgevolg heeft;
1.b. voor recht zal verklaren dat de beëindiging door Achmea bij brief van 30 maart 2011 van de asbestdekking onder de aansprakelijkheidsdekking van de ToplandLandbouwpolis per
1 april 2011 door middel van een opzegging van de verzekering tegen contractvervaldatum geen stand houdt en geen rechtsgevolg heeft;
€ 10.000,-- per dag voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen;
5. Achmea zal gebieden om binnen een maand na het in deze te wijzen vonnis een duidelijk en goed leesbare mededeling te plaatsen van het hiervoor onder 4. gevorderde, in een landelijk verschijnend agrarisch week- of maandblad, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,-- per dag voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen;
14 dagen na het vonnis zijn betaald.[eisers]
In artikel 6.2.1A van de ToplandLandbouwpolis is bepaald dat de claim tijdens de looptijd
In artikel 6.2.1B van deze polis, waarin asbestschade aan personen wordt geregeld, wordt niet de eis gesteld dat de claim tijdens de looptijd van de verzekering moet worden gemeld. Deze polisbepaling heeft geen claims made-karakter. Er is sprake van een act committed polisbeding. Voor dekking is voldoende dat de aantasting aan de persoon heeft plaatsgevonden tijdens de looptijd van de verzekering.[eisers] is reeds lang bij Achmea verzekerd en hij heeft van Achmea altijd begrepen dat er dekking bestaat, indien de asbestbesmetting tijdens de looptijd van de verzekering heeft plaatsgevonden.
Schadelijke gevolgen van asbest komen veelal pas aan het licht tientallen jaren nadat men met asbest in aanraking is geweest. Asbestschades waarvoor[eisers] mogelijk aansprakelijk zal zijn, zullen zich, gezien de veelvuldige toepassing van asbest in de bouw gedurende de 70-er en 80-er jaren, juist de komende jaren gaan manifesteren. De schadelijke gevolgen van asbest, zoals asbestkanker, zijn zeer ernstig en kunnen tot grote schades leiden. Bij[eisers] is veelal sprake van kleine ondernemingen. Het is van groot belang voor (de continuïteit van)[eisers] dat[eisers] voor dergelijke schades verzekerd is.
De reden voor beëindiging van de dekking is niet gegrond. Een gewijzigd inzicht van de Gezondheidsraad ten aanzien van het risico van asbest kan geen reden zijn om een overeengekomen dekking (met onmiddellijke ingang) te beëindigen. De feitelijke omvang van het risico dat Achmea loopt is immers niet gewijzigd, slechts de vermeende stand van de wetenschap/het inzicht daarover binnen de wetenschap is gewijzigd. Er is geen sprake van een in het kader van de verzekeringsovereenkomst onvoorziene omstandigheid.
Zowel de polisvoorwaarden als de wet schrijven bij een tussentijdse opzegging een opzegtermijn voor en een gegronde reden. Achmea heeft geen opzegtermijn in acht genomen doordat zij bij brief van 30 maart 2011 de dekking per 1 april 2011 heeft opgezegd. De beëindiging kan geen rechtsgevolg hebben.
Er is geen sprake van een wijziging van voorwaarden en/of premie, maar van beëindiging van een deel van de overeengekomen dekking. De “en bloc-clausule” is niet van toepassing en kan om die reden niet voor de onderhavige beëindiging/intrekking van de asbestdekking worden gebruikt.
De ratio van het in artikel 7:940 lid 4 BW geregelde opzeggingsrecht van de verzekerde is om de verzekerde te beschermen door hem in de gelegenheid te stellen zich elders te verzekeren. In het onderhavige geval heeft de verzekerde, gezien de onmiddellijke beëindiging, niet de gelegenheid om zich tijdig te herverzekeren. Bij opzegging vervallen alle dekkingen onder de polis en niet slechts de aansprakelijkheidsdekking.
Aansprakelijkheid voor schade die door asbest is ontstaan tijdens de verzekerde periode valt onder de dekking. De beëindiging van de asbestdekking per 1 april 2011 door de opzegging van de polis en “en bloc- wijziging” kan niet tot gevolg hebben dat aansprakelijkheid voor asbestschade die haar oorzaak vindt in de periode voor 1 april 2011, niet meer verzekerd is.
De beëindiging van de asbestdekking door middel van opzegging van de overeenkomst en de ”en bloc-wijziging” is in strijd met de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Achmea onttrekt zich eenzijdig aan haar verplichtingen. Door de jarenlange dekking is bij verzekerden het vertrouwen ontstaan dat Achmea schades die door asbest zouden worden veroorzaakt zou dekken. Door na 2003 de dekking voort te zetten, terwijl andere verzekeraars het asbestrisico niet meer wensten te verzekeren, is door Achmea bij de verzekerden het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat deze dekking zou worden behouden. Achmea is voorbij gegaan aan het maatschappelijk belang dat (toekomstige) asbestslachtoffers verhaalsmogelijkheden hebben voor hun schade.
De eenzijdige intrekking van de tussen verzekeraar en verzekerde - jarenlang - overeengekomen verzekeringsdekking is in strijd met meerdere onderdelen van de Gedragscode Verzekeraars die in 2002 door het Verbond van Verzekeraars is opgesteld.
Verzekerden hebben op grond van artikel 7:942 BW 3 jaar het recht om bij de verzekeraar aanspraak te maken op dekking. Nu de asbestdekking per direct is beëindigd en slechts gedurende een jaar enkel aanspraken voor concrete schades gemeld kunnen worden, wordt aan verzekerden het recht ontnomen om nog schades die voor 1 april 2011 zijn ontstaan te melden. De nameldingsmogelijkheid is gelet op de overeengekomen dekking en de wet te beperkt.
De opzegging van de verzekering per contractvervaldatum is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.[eisers] is jarenlang verzekerd geweest voor schade veroorzaakt voor asbest en heeft daarvoor premie betaald. Een dergelijke dekking kan dan ook niet plotsklaps en juist in het zicht van schades beëindigd worden, zeker niet voor schades die hun oorzaak vinden voor 1 april 2011. Achmea miskent niet alleen het bijzonder karakter van de asbestaansprakelijkheid, de aard, ernst en omvang van asbestschades, de lange incubatietijd maar ook het zwaarwegende belang van verzekerden bij handhaving van de dekking.
Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Achmea bij de nieuwe verzekering niet langer dekking verleent voor asbestschade.
4.Het verweer
Stichting Asbest dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen omdat zij geen belang heeft bij haar vorderingen, de vorderingen zoals geformuleerd niet door middel van een collectieve actie kunnen worden toegewezen, niet is gebleken dat de belangen van de personen ten behoeve van wie de vorderingen zijn ingesteld voldoende zijn gewaarborgd, de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en onduidelijk zijn geformuleerd, en Stichting Asbest noch de door haar ingestelde vorderingen voldoen aan de minimale vereisten die in artikel 3: 305a BW, in de Aanbeveling van de Europese Commissie d.d. 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (2013/396/EU), hierna: de Europese Aanbeveling, en in de Claimcode 2011 aan Stichting Asbest en de vorderingen worden gesteld.
“Ondanks de gestage emissie van asbest vanuit asbestcementdaken zal het actuele blootstellingsrisico als gevolg hiervan veelal verwaarloosbaar zijn (asbestvezelconcentraties kleiner dan VR-Niveau). Het uiteindelijke blootstellingsrisico hangt af van de specifieke situatie. Blootstelling in de buitenlucht kan, op basis van de vele metingen, vrijwel altijd als verwaarloosbaar worden beschouwd.”Het lijkt aannemelijk dat deze conclusie in de loop der tijd minder positief zal worden, te meer als de grenswaarden VR-niveau (Verwaarloosbaar Risico-niveau) en MTR-niveau (Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau) drastisch naar beneden zullen worden bijgesteld. De door de Gezondheidsraad voorgestelde nieuwe grenswaarden liggen met een factor 30 à 40 lager dan de huidige MTR-waarde. Daarnaast werd door verzekerden het saneren van een oud, verweerd asbestdak als bereddingskosten geclaimd. Achmea heeft nooit beoogd dergelijke kosten te verzekeren. Bij de berekening van de premie en de reservering van de voorzieningen is hiermee geen rekening gehouden. Op de verzekeringnemers rust in de eerste plaats een zorgplicht om te voorkomen dat er een gevaar ontstaat op zijn bedrijfsterrein. Het is de eigen verantwoordelijkheid van verzekeringnemers om tijdig maatregelen te treffen en het asbest te vervangen. Van de claims op vergoeding van bereddingskosten is een grote dreiging uitgegaan richting Achmea. Achmea wilde niet riskeren dat zij in een procedure de discussie zou verliezen, in welk geval de continuïteit van Achmea in gevaar zou kunnen komen.
De claims ten aanzien van de bereddingskosten waren de belangrijkste aanleiding om het asbestrisico niet langer te dekken. Ook onder meer het hangmat-arrest van de Hoge Raad en de verdere ontwikkelingen in de jurisprudentie zijn voor Achmea aanleiding geweest om het standpunt ten aanzien van dekking van het asbestrisico in 2011 te herzien. In het licht van het vorenstaande was het voor Achmea niet langer verantwoord om schade door asbest onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering te dekken. De juistheid van dit standpunt wordt bevestig door het feit dat de meeste verzekeraars in 2003 dekking van het asbestrisico
hebben beëindigd en inmiddels geen enkele verzekeraar meer een (standaard) asbestdekking voor bedrijven biedt. Dit is maatschappelijk geaccepteerd. Door de nieuwe inzichten van de Gezondheidsraad en de aangekondigde aanscherping van de regelgeving is duidelijk dat het asbestrisico groter is dan voorheen werd gedacht. Het risico dat de gestaag verwerende asbestdaken (die inmiddels al meer dan 20 jaar oud zijn) in de niet al te verre toekomst tot asbestbesmetting leiden, wordt alleen maar groter. Betwist wordt dat een gewijzigd inzicht van het risico van asbest geen valide reden voor het verwijderen van asbestdekking kan zijn. Niet valt in te zien dat Achmea niet gerechtigd is hetzelfde te doen wat andere verzekeraars al jaren geleden hebben gedaan. De wijziging ziet op 3.105 ToplandLandbouwpolissen.
Het enkele feit dat Achmea in 2003 uit solidariteit voor bestaande klanten een andere afweging heeft gemaakt, betekent niet dat een gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn ontstaan dat de “extra dekking” voor altijd zou blijven bestaan. Betwist wordt dat verzekeringnemers voor de asbestdekking een extra premie hebben betaald.
Op grond van de polisvoorwaarden (artikel 6.2.1. sub A) dient een aanspraak tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal te zijn ingesteld en dient de aanspraak tijdens de geldigheidsduur van de verzekering schriftelijk bij Achmea te zijn aangemeld. Dit geldt ook voor de dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan personen in verband met een milieuaantasting als genoemd onder artikel 6.2.1. sub B. De ToplandLandbouwpolis biedt geen dekking voor aanspraken en omstandigheden jegens verzekerden in de toekomst. Met een beroep op artikel 7:942 BW kan een dergelijke dekking niet worden gecreëerd, omdat er in voormelde gevallen geen sprake is van een (opeisbare) vordering op Achmea.
Achmea is op grond van artikel 7:940 lid 1 BW en artikel 10.9 van de polisvoorwaarden gerechtigd de verzekering tegen het einde van de looptijd op te zeggen. Er is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die er aan in de weg staan dat Achmea van die bevoegdheid gebruik maakt.
Achmea is op grond van artikel 7:940 lid 4 BW en artikel 10.7 van de polisvoorwaarden gerechtigd om de voorwaarden te wijzigen. Hieronder valt de mogelijkheid om de dekking van de verzekering te beperken door het verwijderen van de asbestdekking. Achmea betwist dat gebruikmaking van die mogelijkheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uitgangspunt is dat het een verzekeraar vrij staat de grenzen vast te stellen waarbinnen zij bereid is dekking te verlenen. Deze grenzen zijn aan verandering onderhevig door nieuwe inzichten en ontwikkelingen. De schadelast voor verzekeraars stijgt door ontwikkelingen, inclusief ontwikkelingen in het recht, al geruime tijd. Deze ontwikkelingen rechtvaardigen ingrepen, waardoor exorbitante premieverhogingen en/of een weinig solvabele verzekeraar worden voorkomen, waarmee het belang van alle verzekerden is gediend. Het handelen van Achmea is in het belang van al haar verzekerden en is in lijn met hetgeen maatschappelijk geaccepteerd is, nu geen enkele verzekeraar meer asbestdekking aanbiedt. Sinds 2003 is het ook niet meer mogelijk dit risico te herverzekeren.
Het verwijt dat Achmea de asbestdekking heeft beëindigd op het moment dat de schades zich gingen openbaren, is onterecht. Gesteld noch gebleken is dat in de afgelopen jaren sinds de en bloc-wijziging (een veelheid aan) aanspraken voor asbestschades zijn ontstaan.
Het handelen van Achmea is evenmin in strijd met de Gedragscode Verzekeraars, nu deze Gedragscode onverlet laat dat Achmea gebruik mag maken van de rechten die haar op grond van de wet en de verzekeringsvoorwaarden toekomen. Achmea heeft de Gedragscode en drie kernwaarden waarop deze is gebaseerd in acht genomen bij het doorvoeren van de wijziging. In het belang van haar eigen continuïteit, en derhalve in het belang van al haar verzekerden, is Achmea tot de conclusie gekomen dat de dekking voor asbestrisico’s niet langer mogelijk is.
De polis van eisers sub 2, 3, 4, 8, 12/15 en 16 is beëindigd. Deze eisers hebben geen belang meer bij de vorderingen voor zover deze zien op de periode na het beëindigen van hun verzekering.
De vorderingen onder 3.1.1.a en 3.1.1.b kunnen jegens anderen dan[eisers] niet worden toegewezen omdat een verklaring voor recht dat een rechtshandeling jegens anderen dan partijen bij de procedure geen rechtsgevolg heeft, niet kan worden toegewezen. Voor zover de vorderingen verder strekken dan het belang van de ondernemers, dienen de ondernemers niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
De vorderingen onder 3.1.2.b en 3.1.3 moeten worden afgewezen omdat deze zich lijken te richten op alle meldingen onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, terwijl voor een dergelijke ruime bevoegdheid geen rechtvaardiging wordt gegeven. Voort geldt dat of, en zo ja in hoeverre, een melding in behandeling wordt genomen en dekking wordt verleend een individuele beoordeling van het concrete geval vergt, waartoe Achmea het recht heeft.
Op verzekeringnemers rust de plicht in geval van dreigende schade hiervan zo spoedig mogelijk melding te maken bij Achmea. Omstandigheden van voor 1 april 2011 waaruit aanspraken voor asbestschade kunnen voortvloeien hadden ook voor 1 april 2011 gemeld moeten worden. Indien[eisers] nog meldingen doet van dergelijke omstandigheden van voor 1 april 2011 is hij te laat.[eisers] heeft niet gesteld waarom Achmea geen beroep zou toekomen op het feit dat de melding te laat heeft plaatsgevonden.
De vordering onder 3.1.4 dient te worden beperkt tot de verzekerden die met Achmea een ToplandLandbouwpolis hebben gesloten.[eisers] en Stichting Achmea hebben niet toegelicht waarom het nodig zou zijn naast een mededeling aan haar verzekeringnemers, tevens een publicatie te plaatsen in een landelijke verschijnend week- of maandblad.
Een termijn van 14 dagen is te kort om aan een (deel) van de vorderingen te kunnen voldoen. Achmea heeft daarvoor minimaal een termijn van 3 maanden nodig.
Achmea zal aan een veroordeling voldoen, zodat het opleggen van een dwangsom achterwege kan blijven. Ten aanzien van de vorderingen onder 3.1.2 en 3.1.3 mist een dwangsom haar doel. De dwangsom is te hoog.
en Stichting Asbest hebben geen belang bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ook voor eisers zal duidelijkheid omtrent de asbestdekking eerst ontstaan op het moment dat een uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Achmea heeft een groot belang dat de executiebevoegdheid tot dat moment geschorst blijft.
5.De beoordeling
de ontvankelijkheid van Stichting Asbest
“a. Het behartigen van de belangen van ondernemers en particulieren, zowel rechtspersonen als natuurlijke personen, die als verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde zijn betrokken bij één of meer verzekeringen, waaronder aansprakelijkheidsverzekeringen, teneinde zich er voor in te zetten dat deze personen voldoende verzekerd zijn en in het bijzonder - doch niet uitsluitend - dat het asbestrisico in de ruimste zin des woords, wordt althans blijft gedekt onder de (schade)verzekeringen.
“Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is eveneens niet ontvankelijk, indien met de rechtsvordering de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld onvoldoende gewaarborgd zijn.”
gebeurteniswaaruit op enig moment na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verzekering schade van derden ontstaat, heeft plaatsgevonden tijdens de geldigheidsduur van de verzekering is dus niet voldoende om een gewezen verzekerde die na het einde van de verzekeringsovereenkomst door een derde wordt aangesproken, jegens Achmea een aanspraak op dekking te verlenen. Dit is slechts anders indien sprake is van een omstandigheid waaruit een dergelijke aanspraak voortvloeit, mits die omstandigheid tijdens de looptijd van de verzekering bekend is geworden en bij Achmea is aangemeld tijdens de looptijd van de verzekering. In dat geval bestaat dekking indien na afloop van de verzekering de gewezen verzekerde door derden ter zake wordt aangesproken.
Dit betekent dat - anders dan[eisers] en Stichting Asbest hebben gesteld - in zoverre sprake is van een zogenaamde claims-made dekking.
Immers, in het kader van de dekking van verzekerde voor aansprakelijkheid jegens zijn werknemers, geldt dezelfde beperking van de dekking als vermeld in artikel 6.2.1 A
Gelet op de systematiek van bedoeld onderdeel van de verzekeringsvoorwaarden moet dan ook worden geoordeeld dat artikel 6.2.1 B een dekking geeft, onder de beperkende voorwaarden als onder 6.2.1.A vermeld. Aan het enkele feit dat in de verzekerings-voorwaarden onder 6.2.1.B die bedoelde beperking niet met zoveel woorden is opgenomen, komt in deze dan ook geen doorslaggevende betekenis toe. Dit betekent dat voor dekking naar aanleiding van een omstandighedenmelding niet voldoende is dat aan Achmea wordt gemeld dat op het bedrijf asbestcementdaken aanwezig zijn.[eisers]
heeft tot slot - terecht - niet gesteld dat een beroep op de hiervoor bedoelde polisvoorwaarde, zoals door de rechtbank uitgelegd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.15. Niet betwist is dat Achmea evenals vele andere verzekeraars in Nederland sinds 2003 in het kader van een bedrijfsaansprakelijkheid het asbestrisico niet langer wenste te verzekeren. Het enkele feit dat Achmea in 2003 voor bestaande klanten een uitzondering heeft gemaakt, betekent niet dat[eisers]gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Achmea tot in lengte van jaren voor[eisers]bedoelde uitzonderingspositie zou handhaven. Juist het feit dat andere verzekeraars in Nederland sinds 2003 geen asbestdekking meer gaven in het kader van een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering staat daaraan al in de weg. Dit klemt temeer nu uit de door[eisers]ingenomen stellingen kan worden afgeleid dat hij zich ook ervan bewust is dat de kans dat hij (en daarmee ook Achmea) thans wordt geconfronteerd met asbestschade groter is dan in 2003 het geval was. Het in de afgelopen jaren ontstane inzicht over de verwering van asbestcementdaken (zoals blijkt uit het rapport van TNO Bouw en Ondergrond, waarnaar Achmea heeft verwezen) alsmede de conclusie van de Gezondheidsraad dat de gezondheidsrisico’s ten aanzien van het in aanraking komen met losgekomen asbestvezels vele malen groter zijn dan voorheen werd aangenomen (welke conclusie door de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu blijkens zijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 15 februari 2011 serieus wordt genomen), zijn tegen de achtergrond van de aanwezigheid van oude asbestcementdaken op de bedrijfsgebouwen van[eisers]een voldoende deugdelijke reden voor Achmea om te kunnen besluiten het asbestrisico per contractvervaldatum niet langer te dekken en daartoe de verzekering te beëindigen, omdat dekking van het asbestrisico bij bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen bedrijfseconomisch niet langer verantwoord is. Het om die reden beëindigen van de asbestdekking is in het belang van alle verzekerden van Achmea, die daardoor minder risico lopen in geval van schade met een insolvabele verzekeraar te worden geconfronteerd.
De Gedragscode berust op zelfregulering. Doel van bedoelde gedragscode is een kader te formuleren waarbinnen verzekeraars invulling geven aan het streven om verzekeringsondernemingen maatschappelijk verantwoord te laten functioneren.
Artikel 1.4 van de Gedragscode bepaalt in dit verband:
“(…)Omdat verzekeraars op korte en lange termijn zekerheid moeten bieden, zijn continuïteit en vertrouwen voor hen cruciaal (…) Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent voor ons verzekeraars dan ook dat wij basiswaarden als betrouwbaarheid, professionaliteit, solidariteit, maatschappelijke verantwoordelijkheid en transparantie laten doorklinken in ons handelen en betrekken bij al onze beslissingen”.Uit deze Gedragscode kan niet worden afgeleid dat deze ertoe strekt aan verzekerden meer rechten te verlenen ten opzichte van de aangesloten verzekeraars dan voortvloeit uit wet, jurisprudentie en polisvoorwaarden. In de Gedragscode wordt onder 1.3 met zoveel woorden gesteld dat het voor de verzekeraar financieel verantwoord moet zijn om het risico over te nemen. Dit brengt mee dat een verzekeraar op grond van gewijzigde omstandigheden die het financiële risico vergroten mag heroverwegen of het aanbieden van een bepaalde verzekering nog verantwoord is.
Zoals in r.o. 5.14 en 5.15 is overwogen is Achmea gerechtigd om de verzekering per contractvervaldatum op te zeggen en het asbestrisico bij nieuwe bedrijfsaansprakelijkheids-verzekeringen niet langer te dekken. Achmea heeft zich hierdoor veeleer een verantwoord verzekeraar getoond ten opzichte van
alleverzekerden die bij haar een of meerdere polissen hebben lopen. Dit is in lijn met de Gedragscode.
Niet kan worden gezegd dat Achmea in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode door de verzekering per contractvervaldatum op te zeggen.
Achmea heeft bovendien ter comparitie gesteld dat voor zover de eisende partijen nog polissen met asbestdekking zouden hebben (hetgeen wordt betwist) die polissen over circa 2,5 jaar het einde van de contractduur bereiken. Uit hetgeen Achmea ter zake heeft gesteld kan niet worden afgeleid dat er voor Achmea een serieuze dreiging bestaat dat zij in de resterende 2,5 jaar met een (zodanig) forse toename van omvangrijke asbestclaims zal worden geconfronteerd, dat het om die reden en - gelet op haar vermogenspositie - niet langer verantwoord is om in lopende ToplandLandbouwpolissen de overeengekomen dekking van het asbestrisico te handhaven.
20 jaar oud zijn en dat “dus” het risico (dat die gestaag verwerende golfplaten in de niet al te verre toekomst tot meer asbestbesmetting zullen leiden) alleen maar groter wordt, is te algemeen en daarmee onvoldoende redengevend om te kunnen oordelen dat Achmea gedurende de resterende looptijd van de polissen het risico loopt om met een uitzonderlijk groot aantal meldingen door houders van een ToplandLandbouwpolis van asbestbesmettingen (die in de regel eerst vele jaren later tot gezondheidsklachten zouden kunnen leiden) te worden geconfronteerd. Ook de eerst ter comparitie door Achmea aangevoerde ontwikkelingen in de jurisprudentie (waaronder het “hangmat-arrest ”) alsmede door verzekerden ingediende claims ten aanzien van bereddingskosten, vormen een onvoldoende rechtvaardiging voor de drastische (en naar het lijkt overhaast genomen) beslissing om in lopende polissen asbestdekking uit te sluiten. Meer in het bijzonder heeft Achmea niet feitelijk onderbouwd dat zij ten aanzien van asbestbesmettingen die zouden kunnen (zijn) ontstaan in de periode tussen 1 april 2011 en het bereiken van de contractvervaldata van de thans nog lopende polissen een niet te verwaarlozen solvabiliteitsrisico loopt. Achmea heeft immers volstrekt geen inzicht gegeven in de feitelijke situatie ter plaatse van de door[eisers] geëxploiteerde ondernemingen daar waar het de risico’s op asbestbesmetting betreft. Daarbij komt dat Achmea met recht erop heeft gewezen dat[eisers] niet kan afwachten totdat asbestvezels vrij komen van zijn dak, maar dat hij gehouden is om zodra hij constateert dat de asbestcementdakplaten (ernstig) zijn verweerd en (zo blijkt uit het door Achmea als productie 3 overgelegde rapport van TNO, bladzijde 9) zeker in het geval dat de dakplaten niet voorzien zijn van dakgoten of wanneer de dakgoten verstopt of lek zijn, maatregelen te treffen om te voorkomen dat asbestvezels losraken en een besmettingshaard vormen. In de regel zal dat moeten leiden tot verwijdering van bedoelde dakplaten. Mochten[eisers] en de overige polishouders niet aan deze verplichting voldoen, is voorshands aannemelijk dat Achmea in rechte met succes dekking kan weigeren indien door bedoeld nalaten asbestbesmetting plaatsvindt. In zoverre is het door Achmea geschetste risico beperkt. Daarbij komt dat Achmea geen inzicht heeft gegeven onder welke omstandigheden desondanks schade aan de daken als bereddingskosten door haar vergoed dient te worden. De rechtbank voegt hieraan nog toe dat gesteld noch gebleken is dat in de ondernemingen van[eisers] door werknemers met asbest wordt gewerkt, aan welk werk - indien onvoldoende veiligheidsmaatregelen worden getroffen - grotere risico’s op asbestbesmetting kleven dan wanneer zulks niet het geval is.
Een en ander betekent dat Achmea, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van haar wijzigingsbevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
5.24. Tot slot wordt nog overwogen dat de wettelijk voorgeschreven en door Achmea aan bedoelde polishouders gegeven opzeggingsmogelijkheid van de verzekering het nadeel dat die polishouders leiden door de en bloc-wijziging niet wegneemt. Achmea heeft in haar conclusie van antwoord (onder randnummer 49) gesteld dat asbestdekking nergens meer verzekerd kan worden. In deze kan er dan ook geredelijk van worden uitgegaan dat bedoelde polishouders na opzegging van de verzekering geen andere verzekeraar in Nederland bereid zullen vinden een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering aan te bieden waarin het asbestrisico is gedekt met inbegrip van het zogenaamde inlooprisico. Dit aspect van de zaak is veeleer een extra argument om de en bloc-wijziging (inclusief de nameldingsmogelijkheid) als misbruik van bevoegdheid aan te merken.
Immers, op[eisers] rustte niet de verplichting om kort na ontvangst van de brief van 30 maart 2011 tot dagvaarding van Achmea over te gaan. De dagvaarding is binnen de verjaringstermijn van 5 jaren uitgebracht. De vrees van Achmea dat zij met een groot aantal claims zal worden geconfronteerd indien de en bloc-wijziging ongedaan zou worden gemaakt, is niet onderbouwd. Sterker nog, Achmea heeft zelf aangevoerd dat niet is gesteld of gebleken dat in de afgelopen jaren sinds de en bloc-wijziging (een veelheid van) aanspraken voor asbestschades zijn ontstaan en Achmea verwacht ook niet dat zij in de 2,5 jaar die resteren met een groot aantal claims zal worden geconfronteerd.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden.
1 april 2011 door middel van een en bloc-wijziging geen stand houdt en geen rechtsgevolg heeft,
€ 5.000,-- per dag voor iedere dag dat Achmea in gebreke blijft om aan het onder 6.4 vermelde gebod te voldoen, dit tot een maximum van € 100.000,--,
6.7. veroordeelt Achmea in de nakosten aan de zijde van[eisers] en Stichting Asbest begroot op een bedrag van € 131,00 ter zake van salaris van de advocaat en veroordeelt Achmea voorwaardelijk, voor het geval Achmea niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan de in dit vonnis uitgesproken veroordeling voldoet en indien betekening plaatsvindt en noodzakelijk is, in de kosten van betekening, tot op heden begroot op € 68,00 voor salaris van de advocaat en de kosten van het betekeningsexploot, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,