Grief IV heeft betrekking op de afgewezen claim van [appellant] tot uitbetaling van toeslagen over méér gewerkte uren op zaterdagen, zon- en feestdagen dan Koeriersdienst De Jong heeft erkend.
De claim voor zon- en feestdagen (€ 328,44 bruto) heeft hij in eerste aanleg bij akte van
8 maart 2016 verminderd met € 82,11 voor de op Goede Vrijdag gewerkte uren omdat dit volgens de Cao geen feestdag is. Daardoor resteren de drie onder 3.2 genoemde feestdagen en zondag 29 december 2013 uit de periode waarin [appellant] niet meer op de vrachtwagen reed en waarvan dus geen tachograafschijven bestaan.
Van het aldus voor zon- en feestdagen resterende bedrag van € 246,33 dat [appellant] claimt, heeft Koeriersdienst De Jong € 211,14 erkend. Zij heeft echter van meet af aan betwist dat in haar bedrijf ooit op zondag is gewerkt.
[appellant] heeft volstaan met de zelf ingevulde rittenstaten, niet onderbouwd waarom hij wel één keer op zondag 29 december 2013 heeft moeten rijden en daarvan ook geen nader bewijs aangeboden. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen reden om het verschil van € 35,19 voor rekening van Koeriersdienst De Jong te brengen.
De claim van [appellant] betreffende de zaterdagen ziet ook uitsluitend over de periode waarin hij niet meer op de vrachtwagen reed. Volgens [appellant] heeft hij op 40 zaterdagen gewerkt. In haar conclusie van antwoord heeft Koeriersdienst De Jong zonder nadere toelichting gesteld dat [appellant] 38 zaterdagen heeft gewerkt (en in het midden gelaten welke zaterdagen zij betwist) en het aantal werkuren per zaterdag gesteld op 6, hetgeen tot een te betalen bedrag leidde van
€ 1.338,36. Bij antwoordakte van 22 maart 2016 heeft Koeriersdienst De Jong zeven van de 40 zaterdagen betwist. Dat zijn vier zaterdagen in mei 2013, over welke periode [appellant] geen rittenstaten heeft overgelegd, en drie data waarop volgens de rittenstaten van [appellant] niet [appellant] , maar " [B] " heeft gereden: 13 juli, 20 juli en 14 december 2013. Voor de resterende
33 zaterdagen met een werktijd van 6 uur erkent Koeriersdienst De Jong € 1.162,26 bruto verschuldigd te zijn.
Het hof is van oordeel dat Koersdienst De Jong voldoende gemotiveerd heeft betwist dat [appellant] vier zaterdagen in mei 2013 heeft gewerkt, en [appellant] heeft zijn vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Hij heeft ook geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan.
Van [appellant] had in hoger beroep ook mogen worden verwacht dat hij zou verklaren hoe het kan dat hij op drie zaterdagen in 2013 ritten zou hebben gemaakt terwijl " [B] " dan als chauffeur staat vermeld. Het hof gaat daarom uit van 33 zaterdagen (zoals ook door werkgeefster erkend) maar van, zoals hiervoor al overwogen, gemiddeld 7 uur elk, zodat voor deze zaterdagen 33 x 7 x 5,87 is € 1.355,97 bruto betaald had moeten worden, waarvan € 1.162,26 bruto door de kantonrechter is toegewezen.