Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[gemeente],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 mei 2016,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord,
- het proces-verbaal van de pleitzitting van 21 maart 2018.
3.De vaststaande feiten
Op 12 juli 2013 heeft de gemeente aan [appellant] geschreven dat zij hem tot 15 oktober 2013 gelegenheid geeft om een (complete) aanvraag in te dienen voor een vergunning tot de bouw van een woonwagen voor plaatsing daarvan op [Straat, XV] , met een termijn van zes maanden vanaf het onherroepelijk worden van de aanvraag (hiermee zal de vergunning zijn bedoeld) om de bouw en de plaatsing uit te voeren en in de woonwagen te gaan wonen.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
was [appellant] verplicht om de woonwagen te blijven bewonen?
onaanvaardbaarhandelt. Dit betekent dat de rechter terughoudend moet zijn bij de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Kinderdagverblijf Snoopy). Het huidige beleid van de gemeente met betrekking tot standplaatsen voor woonwagenbewoners is ter zitting niet duidelijk geworden. Volgens [appellant] voert de gemeente nog steeds, in strijd met het discriminatieverbod, een ‘uitsterfbeleid’, dat erop is gericht dat vrijkomende standplaatsen niet meer voor het plaatsen van woonwagens worden gebruikt. De gemeente spreekt dit tegen en zegt op zoek te zijn naar nieuwe locaties, dit echter dit is niet weersproken buiten het grondgebied van de gemeente. Hier komt bij dat [Straat, XV] na de ontruiming niet meer zal worden verhuurd, zodat in elk geval die standplaats verloren gaat terwijl er geen concreet uitzicht bestaat op vervanging, en indien die vervanging zal komen, onzeker is wanneer dat zal gebeuren.
Uitvoerbaarheid bij voorraad is anderszins evenmin uitgesloten (zie artikel 233 Rv).