ECLI:NL:GHARL:2018:3231

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
200.230.706/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die door de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland op 6 oktober 2017 was uitgesproken. De ouders van de kinderen hebben hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, omdat zij van mening zijn dat de machtigingen reeds waren verlopen op het moment van de uitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de datum van de uitspraak, aangezien de openbaarmaking van de uitspraak pas na 8 oktober 2017 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de termijnen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing reeds waren verstreken op het moment dat deze werden verlengd. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De ouders hebben in deze procedure bijgestaan door hun advocaat, mr. H.A. Jonker-van Dijk, en de gecertificeerde instelling was vertegenwoordigd door mevrouw [E] en mevrouw [F]. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 maart 2018, waarbij de ouders in persoon verschenen en de gezinshuisouders van de minderjarigen ook aanwezig waren. Het hof heeft de zaak op 5 april 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.230.706/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, C/19/120018 / JE RK 17-344)
beschikking van 5 april 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
en
[verzoekster],
wonende te [B] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. H.A. Jonker-van Dijk te Beilen,
en
de gecertificeerde instelling,
Stichting Jeugdbescherming Noord ǀ Drenthe,
gevestigd te Assen,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[gezinshuishouders1],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de gezinshuisouders van [de minderjarige1] ,
[gezinshuishouders2],
wonende te [D] ,
verder te noemen: de gezinshuisouders van [de minderjarige2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 oktober 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 december 2017;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Jonker-van Dijk van 19 februari 2018 met productie(s);
- een fax van de GI van 7 maart 2018 met productie(s).
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 maart 2018 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [E] en mevrouw [F] . Verder zijn verschenen de heer [G] en mevrouw [H] , de gezinshuisouders van [de minderjarige1] , en de heer [I] , gezinshuisouder van [de minderjarige2] .

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de ouders - die voorheen hebben samengewoond - zijn geboren [in] 2005 te [J] de minderjarige [de minderjarige1] (hierna en hiervoor te noemen: [de minderjarige1] ) en [in] 2007 te [J] de minderjarige [de minderjarige2] (hierna en hiervoor te noemen: [de minderjarige2] ).
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (hierna: de kinderen).
3.3
De kinderen zijn in december 2012 bij hun grootouders (vz) gaan wonen vanwege relationele en persoonlijke problematiek van de ouders. Op dit moment wonen de kinderen in een gezinshuis. De kinderen staan sinds 9 oktober 2013 onder toezicht van de GI. Tevens geldt er sinds 9 oktober 2013 een machtiging tot uithuisplaatsing.
3.4
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter de termijnen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 oktober 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 oktober 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De ouders verzoeken de beschikking gedateerd 6 oktober 2017, verzonden 31 oktober 2017, te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI af te wijzen, althans een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt de beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de ouders af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben als eerste grief naar voren gebracht dat de kinderrechter de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ten onrechte heeft uitgesproken, omdat de machtigingen reeds waren verlopen toen de uitspraak door de kinderrechter werd gedaan.
5.2
Het hof overweegt dat bij beschikking van de kinderrechter van 16 augustus 2016 de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 9 oktober 2017. Bij beschikking van de kinderrechter van 29 maart 2017 werd de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 9 oktober 2017. Dit brengt met zich dat verlenging van deze maatregelen uiterlijk op 8 oktober 2017 diende plaats te vinden.
5.3
Zowel in de kop van de uitspraak van de rechtbank als aan het slot staat als datum uitspraak vermeld 6 oktober 2017. Onderaan de uitspraak staat een stempel met daarop de tekst: “AFSCHRIFT. Voor eensluidend afschrift. De griffier van de rechtbank. Verzenddatum: 31 oktober 2017”.
5.4
Er is in deze zaak onduidelijkheid over de vraag wat de dag van de uitspraak is geweest, en de daarmee verband houdende vraag of de maatregelen al dan niet waren verlopen op het moment dat deze uitspraak werd gedaan. Het hof stelt de navolgende regels voorop. De dag van de uitspraak is de dag waarop de openbaarmaking van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en niet de datum die staat vermeld in de kop en aan het slot van de uitspraak (vgl. Hoge Raad 24 april 2009; ECLI:NL:HR:2009:BG9906). Onder openbaarmaking wordt verstaan dat de uitspraak ter griffie aanwezig is en dat partijen en andere belanghebbenden inzage daarin en een afschrift ervan (kunnen) krijgen (vgl. Hoge Raad 22 november 1996; ECLI:NL:HR:1996:ZC2208).
5.5
De ouders hebben aangevoerd dat (een medewerkster van) hun advocaat op 9 oktober 2017 telefonisch contact heeft opgenomen met de griffie van de rechtbank, om te vragen of er al een uitspraak was, hetgeen toen niet het geval was. Op 10 oktober 2017 is er wederom met de griffie gebeld, en is door de griffiemedewerkster kenbaar gemaakt dat de rechter mogelijk later die dag mondeling uitspraak zou doen, en dat er zou worden teruggebeld als er meer bekend was. Diezelfde dag is er aan het eind van de dag door de griffie teruggebeld, en is medegedeeld dat de maatregelen voor een jaar zouden worden verlengd, dat de rechter op 6 oktober al een beslissing had genomen, maar dat er nog geen handtekening onder de beschikking stond. Omdat de advocaat van de ouders nadien geen beschikking ontving heeft zij op 30 oktober 2017 een fax naar de rechtbank gestuurd, met het verzoek de beschikking zo spoedig mogelijk te willen toezenden. Vervolgens werd de beschikking op 31 oktober 2017 toegezonden aan (de advocaat van) de ouders. Deze datum staat ook op het stempel onderaan de uitspraak.
5.6
Het hof heeft ambtshalve contact opgenomen met de griffie van de rechtbank. De griffie heeft geen aantekeningen bijgehouden van wie er heeft gebeld, en kon daarom daarover geen mededelingen doen. Wel deelde de griffie mee dat de beslissing op papier pas is verzonden na het plaatsen van de nodige handtekening. Volgens het stempel was de verzending op 31 oktober 2017. De verzending vindt doorgaans plaats vlak na plaatsing van de handtekening.
5.7
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de ouders voldoende hebben gesteld om tot de conclusie te komen dat de uitspraak pas ná 8 oktober 2017 openbaar is gemaakt. Uit het contact met de griffie wordt dit beeld bevestigd, althans niet ontkracht. Daarmee komt vast te staan dat de termijnen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing reeds waren verstreken op het moment dat deze werden verlengd. Omdat de verlengingsverzoeken zijn gedaan door de GI, kan het hof deze niet opvatten als eerste verzoeken tot verlening van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, nu dergelijke verzoeken niet door de GI kunnen worden gedaan.
5.8
Omdat de eerste grief slaagt behoeven de overige grieven geen bespreking.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking waarvan beroep te vernietigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, gedateerd 6 oktober 2017, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , geboren [in] 2005 te [J] , en [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te [J] , alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Koopman, J.D.S.L. Bosch en M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 5 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.