ECLI:NL:HR:2009:BG9906

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03695
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens overschrijding van cassatietermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2009 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de cassatietermijn. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en de vennootschappen Beursgebouw Eindhoven B.V. en Bavaria N.V. over de beëindiging van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst tussen Beursgebouw en Bavaria eindigde op 1 maart 2007, waarna Bavaria werd veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen 14 dagen te ontruimen. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] hoger beroep ingesteld, wat leidde tot een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 11 maart 2008, dat op 18 maart 2008 werd gedateerd. De cassatietermijn van drie maanden begon te lopen op de dag van de uitspraak, 11 maart 2008, en eindigde op 11 juni 2008.

Eiser heeft op 18 juni 2008 cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de procureur van [eiser] op de hoogte was van de uitspraak op 11 maart 2008. De Hoge Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de procesgemachtigde is om ervoor te zorgen dat het rechtsmiddel tijdig wordt ingesteld. De Hoge Raad verwierp het betoog van [eiser] dat er geen schriftelijke bekendmaking van het arrest was op de datum van de uitspraak. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond was om een uitzondering te maken op de strikte handhaving van de beroepstermijn, en verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft [eiser] ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Beursgebouw zijn begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Bavaria op nihil is begroot.

Uitspraak

24 april 2009
Eerste Kamer
08/03695
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het ontvankelijkheidsincident,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. BEURSGEBOUW EINDHOVEN B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het ontvankelijkheidsincident,
advocaat: mr. E. Grabandt,
2. BAVARIA N.V.,
gevestigd te Lieshout, gemeente Laarbeek,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], Beursgebouw en Bavaria.
1. Het geding in feitelijke instanties
Beursgebouw heeft bij exploot van 17 oktober 2005 Bavaria gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, een tijdstip te bepalen waarop de huurovereenkomst met betrekking tot een onroerende zaak te Eindhoven zal eindigen met vaststelling van een tijdstip voor de ontruiming van het pand.
Bavaria heeft bij exploot van 27 oktober 2005 [eiser] gedagvaard voor diezelfde rechterlijke instantie met een soortgelijke vordering. De kantonrechter heeft beide zaken gevoegd behandeld.
Na verweer van Bavaria en [eiser] heeft de kantonrechter bij vonnis van 7 december 2006, verbeterd bij vonnis van 19 april 2007, het tijdstip waarop de huurovereenkomst tussen Beursgebouw en Bavaria is geëindigd vastgesteld op 1 maart 2007 en Bavaria veroordeeld om deze bedrijfsruimte binnen 14 dagen na het einde van de huurovereenkomst te ontruimen en Bavaria niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Beursgebouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij een op 11 maart 2008 uitgesproken doch op 18 maart 2008 gedateerd arrest heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Beursgebouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en een ontvankelijkheidsincident opgeworpen. Tegen Bavaria is verstek verleend.
[Eiser] en Beursgebouw hebben de Hoge Raad arrest gevraagd in het ontvankelijkheidsincident.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft op 23 januari 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
3.1 [Eiser] heeft bij exploot van 18 juni 2008 cassatieberoep ingesteld van het door het hof tussen partijen gewezen arrest, dat in de kop en aan het slot als datum van uitspraak vermeldt: 18 maart 2008. Uit het door Beursgebouw overgelegde uittreksel uit het audiëntieblad van de openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2008 en uit het op 26 augustus 2008 uitgesproken verbeterarrest blijkt evenwel dat het arrest op 11 maart 2008 is uitgesproken. De cassatietermijn van drie maanden verliep dus op 11 juni 2008.
3.2 [Eiser] heeft bij antwoord-conclusie inzake de niet-ontvankelijkheid doen betogen dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding geen in de schriftelijke vorm aanwezige "verschijningsvorm" van het arrest bestond met de datum 11 maart 2008 en dat het beroep tijdig is ingesteld omdat "het aankomt op de schriftelijke bekendmaking daarvan". Dit betoog is onjuist. Onder dag van de uitspraak wordt verstaan de dag waarop de rechterlijke beslissing openbaar wordt gemaakt. Deze openbaarmaking heeft, naar in cassatie vaststaat, plaatsgevonden op 11 maart 2008 ter openbare terechtzitting waar [eiser] bij procureur was verschenen. Op die dag is ook een afschrift van het arrest aan de procureur van [eiser] verstrekt, zoals op bladzijde 10 van het arrest (in een door de griffier van het hof ondertekend stempel) onder het slot van de uitspraak is vermeld.
3.3 Op grond van dit een en ander moet worden aangenomen dat de procureur van [eiser] ermee bekend was dat het onderhavige arrest niet op 18 doch op 11 maart 2008 is uitgesproken. Nu het tot de taak behoort van de procesgemachtigde ervoor zorg te dragen dat het rechtsmiddel binnen de daarvoor geldende termijn wordt ingesteld en aan deze de aanvang van de termijn bekend was, bestaat geen grond een uitzondering te aanvaarden op de strikte handhaving van de beroepstermijn.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Beursgebouw begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van Bavaria op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 april 2009.